Nieuws

Sturen op ruw eiwit in gras is mogelijk

Gepubliceerd op
11 februari 2019

Tijdens de jaarlijkse themamiddag van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) stond het produceren van kwalitatief goed ruwvoer centraal. Door aangepaste bemesting en lagere normen is het ruw eiwit gehalte in graskuilen en weidegras afgelopen 20 jaar gedaald. Tijdens deze middag was er volop aandacht voor maatregelen die bijdragen aan het ruw eiwit-gehalte in gras.

Knoppen om te sturen op RE

Op veel zandgronden vinden veehouders de ruw eiwit gehalten (RE) te laag worden, vaak in combinatie met snijmais in het rantsoen. In het westen op veengrond wil men graag een nog lager RE in de kuil, omdat hier vaak enkel gras gevoerd wordt. De belangrijkste knoppen om gericht te sturen op RE zijn de hoogte van de stikstofbemesting en het maaimoment. Hoe later je maait, hoe zwaarder de snede is, hoe lager het RE gehalte. Voor een hoger RE gehalte zou je juist meer N moeten bemesten, of eerder maaien. Jantine van Middelkoop presenteerde tijdens de jaarlijkse themadag van de Commissie Bemesting Grasland en Groenvoedergewassen (CBGV) enkele concrete handvatten om gerichter te kunnen sturen.

4 gram RE per groeidag

Zij liet zien dat het RE gehalte 3,5 tot 4,5 g/kg ds per groeidag verandert. Hoe hoger de N-bemesting en hoe zwaarder de snede, des te meer verandert het RE-gehalte per dag. Gemiddeld is 4 gr RE per groeidag een handige vuistregel. Als het gaat om bemesting dan verandert het RE grofweg 2/3x kg N/ha bij weidesneden en ½x kg N/ha bij maaisneden. Eerder maaien kost echter wel opbrengst. Later maaien levert meer opbrengst, maar een iets lagere voederwaarde. Voor een gelijke melkproductie moet een veehouder dan meer krachtvoer bijvoeren.

Sturen op RE-gehalten in de praktijk

 RE in de graskuilen bij Henry Steverink in het oosten van het land, 2006 - 2018
RE in de graskuilen bij Henry Steverink in het oosten van het land, 2006 - 2018

Twee veehouders presenteerden na Van Middelkoop hoe hun RE-gehalten in de afgelopen 15 jaar zijn veranderd (zie de figuren). Henry Steverink, melkveehouder in het oosten van het land, heeft als streven om 12 ton ds smakelijk gras per ha met een RE van 200 te halen, omdat hij vrij veel snijmais combineert in het rantsoen. De knoppen waaraan hij de afgelopen 15 jaar heeft gedraaid om dit RE-gehalte te krijgen, zijn:

  • Minder kunstmest N, 65-70 N,
  • Later maaien voor een hogere opbrengst,
  • Meer dierlijke mest (55-65 m3) uitrijden,
  • Gedeelde N-gift met soorten kunstmest N, namelijk ASS en KAS. Strooien naar behoefte en per perceel.
RE in de graskuilen bij Jan Vonk in het westen van het land, 2004 - 2018
RE in de graskuilen bij Jan Vonk in het westen van het land, 2004 - 2018

Jan Vonk is melkveehouder in het veenweidegebied in het westen van het land. Hij stuurt op een gehalte van 160 RE, omdat hij enkel (kuil)gras voert. Hij heeft de afgelopen jaren aan de volgende knoppen gedraaid:

  • Zijn drijfmestaanwending van begin februari naar half maart te verplaatsen,
  • Minder kunstmest N; van 90 N naar 70 N maaien, 
  • Later te maaien met hogere opbrengst; 500 – 1000 kg ds zwaardere snedes.
  • Vanaf 2015 urean te spuiten. Daarmee kan hij ‘vierkanter’ bemesten, meer meststof op de juiste plaats.

Je kunt dus wel degelijk sturen op ruw eiwit, als je de knoppen maar weet.

Download hier de presentaties