Longread

‘Uiteindelijk hebben we allemaal baat bij een gezonde palingpopulatie’

Onderzoek naar de stand van de palingpopulatie is essentieel om te bepalen hoe we die moeten beheren. Maar het valt nog niet mee een vissoort te beheren die voorkomt van IJsland tot Noord-Afrika en ook nog naar de oceaan migreert voor de voortplanting.

Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is de hoeveelheid jonge paling (glasaal) die jaarlijks aankomt bij de Europese en Noord-Afrikaanse kusten met meer dan 90 procent gedaald. Natuurorganisatie IUCN zette de soort in 2007 op haar Rode Lijst, in de categorie ‘ernstig bedreigd’. Overbevissing, watervervuiling, ziekten en parasieten, verlies van habitat en obstakels zoals gemalen en waterkrachtcentrales op de migratieroute worden genoemd als de oorzaken van de achteruitgang.

Er wordt veel gedaan om de status van de resterende populatie te monitoren en te beheren. Op grond van de Aalverordening uit 2007 is het Europese leefgebied opgedeeld in zogenaamde EMU’s (Eel Management Units). Elke drie jaar moeten lidstaten per EMU een prognose afgeven over de antropogene (door mensen veroorzaakte) sterfte en over de ‘paaibiomassa’: een maat voor de schieralen die naar zee trekken om zich voort te planten.

Aal door Schokker Fotografie

Hoe wordt dat onderzocht? ‘Voor de aalmonitoring wordt er op bepaalde plekken gevist met bijvoorbeeld een elektroschepnet of elektrokor’, zegt Tessa van der Hammen, onderzoeker bij Wageningen Marine Research en projectleider van het onderzoek waartoe Nederland wettelijk verplicht is. ‘Aantallen en lengte worden geregistreerd. Daarnaast doen we een marktbemonstering: steekproefsgewijs bekijken we de lengte, het gewicht, leeftijd en sekse van de palingen die door vissers worden gevangen.’

Ook wordt er naar de aanlandingen gekeken; de biomassa aan paling die door vissers aan land wordt gebracht en die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt geregistreerd. In samenwerking met Rijkswaterstaat en de waterschappen wordt een schatting gemaakt van de palingsterfte bij gemalen en waterkrachtcentrales. ‘Al die gegevens gaan een model in om de getallen op te werken naar een totale biomassa. Maar omdat er daarbij nogal wat aannamen gedaan moeten worden, blijft de berekening een ruwe schatting. De paaibiomassa is dus een cijfer waarbij wel wat kanttekeningen gemaakt kunnen worden.’

Europese schaal

Daarnaast zijn er soms opvallende lokale ontwikkelingen. ‘In het IJsselmeer zien we recent een flinke toename van de biomassa aan palingen’, zegt Van der Hammen. ‘Grotere en zwaardere dieren, met name vrouwtjes. Ze groeien sneller dan voorheen, mogelijk omdat het water warmer is door klimaatverandering. Maar wat in het IJsselmeer gebeurt, geldt niet voor de hele Nederlandse populatie. En wat voor de Nederlandse populatie geldt, geldt weer niet voor de totale Europese populatie.’

Alles zwemt uiteindelijk terug naar de Sargassozee, dus de palingen glippen je telkens door de vingers

Juist omdat Europese palingen vroeg of laat allemaal naar de Sargassozee trekken om zich daar voort te planten, moet je het bestand op Europese schaal bekijken. ‘Zeg maar van IJsland tot Noord-Afrika. De Nederlandse situatie op zich zegt niet zo veel.’ Daarnaast vertrouwt Van der Hammen meer op trends dan aantallen. ‘De beste maat die we hebben voor het aalbestand als geheel, is de trend in de jaarlijkse aankomst van glasalen aan de Europese kusten. En die is nog maar 5 tot 10 procent van wat ze ooit was. In het begin van de jaren ‘80 was er een heel sterke daling, de laatste 13 jaar is het bestand laag gebleven maar zijn er geen aanwijzingen voor verdere afname. We weten niet goed hoe veerkrachtig het huidige bestand is bij nieuwe bedreigingen. Vanuit het voorzorgsprincipe zijn overheden verplicht om bij onzekerheden toch maatregelen te nemen.’

Transparante glasaal gefotografeerd in het laboratorium in IJmuiden. Pigmentatie begint met donkere vlekjes/puntjes op de kop, bij de staart en aan de ‘zijkant’ onder het begin van de rugvin.
Transparante glasaal gefotografeerd in het laboratorium in IJmuiden. Pigmentatie begint met donkere vlekjes/puntjes op de kop, bij de staart en aan de ‘zijkant’ onder het begin van de rugvin.

Met zoveel bedreigingen voor de paling is het de vraag welke de meeste invloed hebben. Weegt watervervuiling net zo zwaar als de knelpunten op de migratieroute, en hoeveel impact heeft de visserijdruk? ‘Als we dat eens wisten’, zegt Hendrik-Jan Megens, onderzoeker en universitair docent Animal Breeding & Genomics bij Wageningen University & Research. ‘Het onderzoek binnen de Werkgroep Aal van de universiteit is erop gericht zulke witte vlekken op de kaart in te vullen. Het is aannemelijk dat er niet één smoking gun is, maar dat het gaat om de mix van factoren, die elkaar ook nog eens beïnvloeden.’

Er is dan ook genoeg te onderzoeken. Om inzicht te krijgen in de status en reproductiecapaciteit van de aalpopulatie is het bijvoorbeeld belangrijk om gegevens te hebben over het geslacht en de leeftijd van palingen. ‘Voor de bepaling van de leeftijd worden de jaarringen geteld in de otolieten, de gehoorbeentjes uit het binnenoor’, zegt Megens. ‘Maar daar moet de paling wel voor gedood worden. De paling wordt pas geslachtsrijp als ze gaan trekken, dus het is ook lastig om het geslacht te bepalen. We zijn bezig met onderzoek om leeftijd en sekse gemakkelijker te kunnen vaststellen, via zogenaamde methylatiepatronen. Daarvoor volstaat het om een vinknipje af te nemen en daarna het DNA te sequensen.’

Meer vrouwtjes dan mannetjes

Megens verwacht over een half jaar de eerste onderzoeksresultaten. Daarna zal het nog even duren voordat de techniek ver genoeg is om in gebruik te worden genomen. ‘De stukjes vin moeten nu nog naar het lab gebracht worden, maar in de wat verdere toekomst denk ik dat we dit met draagbare apparatuur op de boot kunnen doen. Als we leeftijd en sekse kunnen vaststellen, kunnen we nagaan hoe lang alen al in het zoetwatersysteem zitten, hoe hard ze groeien, en daar cohorten van samenstellen. Daarmee kunnen we betere bestandsschattingen maken.’

In het IJsselmeer zag je voorheen vooral mannetjes, maar nu bijna alleen nog vrouwtjespalingen

Een mysterieus verschijnsel waar onderzoekers ook graag meer over willen weten, is de veranderende verhouding tussen mannetjes en vrouwtjes in de Nederlandse palingpopulatie. Van der Hammen: ‘Bij lagere dichtheden, en wellicht ook nog door andere factoren, kan de sekseratio van de populatie veranderen: er ontstaan meer vrouwtjes dan mannetjes. In het IJsselmeer zag je voorheen vooral mannetjes, maar nu bijna alleen nog vrouwtjespalingen. In de Scandinavische landen zijn er altijd al voornamelijk vrouwtjes geweest en in Zuid-Europa zijn er traditioneel meer mannetjes. Ook zijn er lokale verschillen: hoe verder in het binnenwater hoe meer vrouwtjes, richting de kust zie je vaker mannetjes.’

Glasaaltjes krijgen gaandeweg meer pigment en veranderen in het volgende stadium: elver.
Glasaaltjes krijgen gaandeweg meer pigment en veranderen in het volgende stadium: elver.

Een scheve sekseratio zou gevolgen kunnen hebben voor de voortplantingscapaciteit van de soort. Megens: ‘Dat zouden we graag willen weten. En ook welke triggers de geslachtsvorming in de hand werken.’ Is er een evolutionair voordeel om bij lagere dichtheden meer vrouwtjes te krijgen? ‘Het paaien vindt plaats in de Sargassozee, dus daar zou het voordeel van bepaalde voortplantingsstrategieën uiteindelijk verzilverd moeten worden. Maar dat gebeurt dus allemaal buiten ons zicht.’

Ander onderzoek waar de Wageningse werkgroep in is geïnteresseerd, betreft bijvoorbeeld een Dynamic Energy Budget-model dat inzicht kan geven in de groei en reproductie van palingen. ‘Zo’n model laat zien hoeveel energie een paling aanwendt voor groei, hoeveel voor vetopslag, of voortplanting’, zegt Van der Hammen. ‘Door variabelen als voedselaanbod, temperatuur of waterkwaliteit aan te passen kun je voorspellingen krijgen die iets zeggen over wat de aal nodig heeft om succesvol te paaien.’

Palingvisserij voor onderzoek

Uitzetten en overzetten

De onderzoeken die gedaan worden naar de paling moeten uiteindelijk ook helpen de populatie te beheren. ‘Dat is niet zo eenvoudig bij de paling als bij andere diersoorten’, zegt Megens. ‘Alles zwemt uiteindelijk terug naar de Sargassozee, dus ze glippen je telkens door de vingers.’

Er worden allerlei maatregelen genomen om de paling te beschermen. Europese lidstaten maken aalbeheerplannen waarin onder meer de visserij aan banden wordt gelegd (met gesloten seizoenen in zowel zout als zoet water), glasalen worden uitgezet, schieralen worden overgezet bij barrières op de trekroute, vispassages worden aangelegd in sluizen en gemalen.

We weten vaak niet goed of vispassages echt helpen voor de in- en uittrek van alen

‘Hoe effectief dat allemaal is, moeten we verder onderzoeken’, zegt Van der Hammen. ‘We weten vaak niet goed of vispassages echt helpen voor de in- en uittrek van alen. Gegevens over de sterfte van vissen bij gemalen zijn vaak niet gespecificeerd voor de paling. Ook bij de uitzet van glasalen hebben we nog veel vragen. Er wordt veel glasaal gevangen voor de Franse kust en een deel daarvan wordt uitgezet in het zoete water van andere landen, ook in Nederland. Een belangrijke vraag is of palingen die zo verhuisd worden een betere opgroeikans hebben dan wanneer ze zelf de Franse rivieren op hadden kunnen zwemmen. En ook of ze de weg naar de Sargassozee nog wel terugvinden als ze eenmaal schieraal zijn geworden.’

Europese aal

Wageningen University & Research heeft een adviserende rol bij het bepalen van welke maatregelen nodig zijn. Van der Hammen: ‘We leveren data, maar het is aan overheden om beslissingen te nemen. De Europese ICES Working Group of Eels adviseert al jaren om uit voorzorg het vissen op paling te stoppen. De Europese Unie en nationale overheden moeten zulke adviezen afwegen tegen de belangen van vissers, op de korte en lange termijn.’ Dat is geen gemakkelijke afweging. ‘De laatste jaren zien we geen verdere afname van glasaalaankomst. Het is ook niet duidelijk bij welke omvang het aalbestand nog gezond is, en hoe weerbaar het is bij de huidige omvang. Vast staat dat het een veel lager bestand is dan vroeger.’

Onder de economische belangen valt niet alleen de visserij, maar ook de palingkwekerijen. Die hopen dat het onderzoekers lukt om de voortplantingscyclus van de aal te sluiten, zodat alen van ei tot volwassenheid kunnen worden opgekweekt. Hoewel de inzichten over hoe het met de paling gaat kunnen verschillen tussen de verschillende belanghebbenden, pleit Van der Hammen ervoor dat partijen meer en beter communiceren. ‘Inclusief de wetenschap. We hebben onlangs een project gedaan waarbij data van Wageningen Marine Research en data van vissers samen bekeken worden. Zo kunnen we met elkaar spreken over aalbeheer en hoe de aalstand berekend wordt. En meer begrip krijgen voor elkaars inzichten. Uiteindelijk hebben we allemaal baat bij een gezonde palingpopulatie.’