
Longread
‘Het helpt ons onderzoek niet dat de paling telkens uit het oog verdwijnt’
Naast obstakels tijdens de migratie en visserijdruk hebben palingen te kampen met de verontreiniging van het Nederlandse binnenwater. Welk effect hebben dioxinen, PFAS en medicijnresten op de gezondheid van de paling? We hebben vooralsnog meer vragen dan antwoorden.
Over de staat van het Nederlandse binnenwater wordt geregeld alarm geslagen. Nu al klinken er geluiden dat de waterkwaliteit in Nederland in 2027 niet zal voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water, wat problemen vergelijkbaar met de stikstofcrisis zou kunnen opleveren. Pesticiden, pcb’s, dioxines, zware metalen, microplastics, stikstof, PFAS, olie, medicijnresten – de cocktail van verontreiniging liegt er niet om. Toch wil Edwin Foekema, ecotoxicoloog en onderzoeker Experimentele Ecologie bij Wageningen University & Research, een kleine nuance aanbrengen. ‘Het water is tegenwoordig vele malen schoner dan enkele tientallen jaren geleden. Het bewustzijn en de inspanningen om vervuiling tegen te gaan zijn behoorlijk toegenomen. Dat gezegd hebbende: er zitten nog steeds stoffen in ons water die daar niet thuis horen. En die moeten we zoveel mogelijk uit dat water zien te krijgen.’
Foekema loopt de cocktail langs. Bij zware metalen en microplastics verwacht hij geen significante effecten op de palingpopulatie. ‘De concentraties in het lichaam zijn te klein om echt een factor te worden.’ Stikstof dan, dat met uitspoeling van (kunst)mest in het water terecht komt? ‘Stikstof is een meststof en heeft dus zeker grote ecologische gevolgen, bijvoorbeeld in de vorm van algenbloei. Maar voor de aal maakt het niet veel uit. In het verleden hadden we in Nederland veel meer stikstof en fosfor in het water en toen was de aalstand hoger.’
De concentratie van gifstoffen neemt toe naarmate een dier zich hoger in de voedselketen bevindt
Een ander verhaal is het bij verontreinigende stoffen als pcb’s, dioxines en pesticiden. Deze stoffen krijgt de aal binnen met zijn voedsel: wormen, kreeftjes, vissen. Foekema: ‘Hier speelt een verschijnsel dat we biomagnificatie noemen: de concentratie van gifstoffen neemt toe naarmate een dier zich hoger in de voedselketen bevindt, zoals bij een predator als de paling. De contaminanten hopen zich op in het lichaam van de paling en lossen op in het vetweefsel.’

Giftige erfenis
Paling is een vette vis en kan dus een behoorlijke hoeveelheid van zulke in vet oplosbare gifstoffen met zich mee dragen. Dat kan een probleem worden als de paling gaat migreren, en op de lange reis door de Atlantische Oceaan inteert op de vetreserves. Foekema: ‘De hoeveelheid vet neemt af, waardoor de concentratie gifstoffen groter wordt. De stoffen komen in de bloedbaan terecht en gaan door het lichaam zwerven. Na het paaien komen de gifstoffen zeer waarschijnlijk in de eitjes en uiteindelijk ook in de larven terecht.’
Foekema zegt ‘zeer waarschijnlijk’, want zeker weten doen we het niet. We hebben immers nog nooit palingeitjes in het wild weten te vinden en systematisch onderzoek naar gifstoffen in wilde larven en glasalen is er nog niet. Maar door onderzoek naar andere vissoorten hebben we wel sterke aanwijzingen dat het zo zou kunnen werken. ‘Ik heb onderzoek gedaan naar tong, waaruit bleek dat in de eitjes gifstoffen in dezelfde concentratie voorkomen als in de moedervis. Als de eitjes uitkomen, betrekken de larven de eerste tijd hun voeding uit de dooier. Maar die dooier is dus ook vergiftigd. Op het moment dat de larven overgaan naar zelf gevangen voedsel, zien we verhoogde sterfte optreden bij de tong.’
Het gif verstoort onder meer de vitamine A-huishouding en de werking van de schildklier, wat de stofwisseling, de energiehuishouding en de groei beïnvloedt. ‘Ook dat kan een kritieke factor worden tijdens de migratie. We kunnen het in het lab bij andere soorten allemaal aantonen, maar of het voor wilde palingen een factor is, is onbekend. Maar het is goed mogelijk dat de larven van de paling net als die van de tong via de eitjes zo’n “giftige erfenis” mee krijgen.’

Is paling nog veilig om te eten als zich zo veel vervuiling in de vis verzamelt? ‘In sommige gebieden mag er niet meer op paling gevist worden omdat de verontreiniging er te hoog is. Denk aan gebieden rond de Biesbosch en de Merwede. Het wrange is dat als die verontreinigde palingen minder worden weggevist, hun aandeel in de reproductie juist toeneemt. Dat zou dus meer “giftige eitjes” kunnen opleveren.’
Stoere palingen
Een ander probleem treedt op met medicijnresten, die met het huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewater terecht komen. ‘We weten dat hormonen uit de anticonceptiepil bij sommige vissoorten voor “vervrouwelijking” kunnen zorgen’, zegt Foekema. ‘Mannetjesvissen die eitjes dragen, bijvoorbeeld. Nu is de paling natuurlijk een raar beest: ze worden pas geslachtsrijp als ze gaan migreren en dat kan jaren duren. Bovendien beïnvloeden de aantallen palingen hoeveel zich er tot mannetjes of vrouwtjes ontwikkelen: bij lage dichtheden ontstaan er minder mannetjes en meer vrouwtjes. Dat maakt het allemaal moeilijk om vast te stellen of hormonen in het water ook effect hebben op de paling.’
Nu is de paling natuurlijk een raar beest: ze worden pas geslachtsrijp als ze gaan migreren
Van andere medicijnresten zijn weer andere effecten te verwachten. Resten van antidepressiva in het water zouden het gedrag van de paling kunnen beïnvloeden, waardoor ze ‘stoer’ gaan doen. Foekema: ‘Er zijn aanwijzingen dat palingen onder invloed van dit hormoon minder alert worden op predatoren, zoals reigers en aalscholvers. Het is speculeren of dit ook betekent dat ze bijvoorbeeld eerder een waterkrachtcentrale inzwemmen, waar ze in stukken gehakt worden. We weten het gewoon niet.’
Dezelfde vraagtekens spelen bij PFAS, dat zich ook kan ophopen in het lichaam van de paling. ‘Dat zijn stoffen die zich aan eiwitten hechten, niet aan vet. Het is bekend dat ze het immuunsysteem en de vethuishouding kunnen aantasten. Hoe groot de effecten zijn op de paling is nog onduidelijk.’
Kritische omstandigheden
Al met al is het onduidelijk, maar aannemelijk, dat waterverontreiniging op sommige plekken gevolgen heeft voor de reproductie van de aal. Maar zien we ook dat palingen er ziek van worden? ‘We weten dat palingen tot drie verschillende virussen bij zich kunnen dragen, in wisselende samenstelling’, zegt Marc Engelsma, onderzoeker bij Wageningen Bioveterinary Research. ‘Maar we kunnen nog niet zeggen of dit wordt beïnvloed door de mate van verontreiniging van het water waarin ze leven.’
De zorg is dat palingen met zoveel stoffen in hun lijf die daar niet thuishoren, vatbaarder zouden kunnen zijn voor ziekten en parasieten. Engelsma: ‘Om dat te weten te komen, zou je bloed moeten aftappen van palingen op verontreinigde locaties en dat moeten vergelijken met palingen uit een ander gebied. Maar er is een grote variëteit aan reacties te zien bij een virusinfectie, net als bij mensen. Het zal moeilijk worden om daar conclusies aan te verbinden.’

Bovendien zou je heel veel palingen nodig hebben om tot een goed monster te komen. Engelsma werkt meestal met palingen uit kweek. ‘Omdat de voortplantingscyclus in kweek nog niet is gesloten, worden er telkens glasalen uit het wild betrokken. Je hebt daarmee dus ook telkens weer een kans op introductie van nieuwe ziekteverwekkers, zoals het herpesvirus voor palingen.’ Zo’n virus wordt in de regel pas een probleem als er een kritische omstandigheid bij komt, bijvoorbeeld stress. Maar juist palingen komen vroeg of laat in aanraking met zo’n kritische omstandigheid: de migratie. ‘Dat is natuurlijk een behoorlijke aanslag op zo’n dier. Je begint liever niet ziek aan zo’n trektocht. De paling is eigenlijk een extra belast organisme: door die migratie, maar bijvoorbeeld ook omdat het zo’n vette vis is die dus veel gifstoffen in zich kan opslaan.’
Palingen zijn zo mobiel, ze kunnen zich zelfs als het moet een stukje over het droge verplaatsen
Om echt een goed beeld te krijgen van de gezondheid van palingen in het wild moeten er al met al behoorlijk wat onderzoeksuitdagingen worden overwonnen. Engelsma: ‘Het is lastig om een paling aan een bepaald verontreinigd gebied te linken. Ze zijn zo mobiel, ze kunnen zich zelfs als het moet een stukje over het droge verplaatsen. In de oceaan verdwijnen ze helemaal uit beeld. Omdat we ook niet zien welke alen daar in de Sargassozee welke nakomelingen krijgen, kunnen we de effecten van ziekten en verontreiniging op reproductie niet vaststellen. Het helpt ons onderzoek niet dat de paling telkens uit het oog verdwijnt.’
Verborgen oorzaak
Genoeg te onderzoeken en genoeg onderzoeksvragen dus. ‘We zouden besmette alen in zwemtunnels moeten observeren om te zien in hoeverre ziekten hun conditie beïnvloeden’, zegt Engelsma. ‘Ik zou daarnaast graag de detectie van virussen willen verbeteren. En ook: als we weten welke virussen bij welke temperatuur niet meer gedijen, dan kun je daar in kwekerijen rekening mee houden in de watertemperatuur.’
Foekema vult aan: ‘Waar ik benieuwd naar ben is of de giftige stoffen zorgen voor subtiele fysieke veranderingen waardoor palingen kwetsbaarder worden voor bepaalde ongunstige omstandigheden, zoals de gevolgen van klimaatverandering. Als er vissen dood gaan tijdens een hittegolf denken we al snel dat het alleen aan die hittegolf ligt, maar het zou goed kunnen dat de vissen door andere oorzaken minder goed bestand zijn tegen hoge temperaturen.’
Met de Werkgroep Aal is Wageningen University & Research er bij uitstek op toegerust om zulke onderzoeksvragen te kunnen oppakken. Foekema: ‘Juist door de interdisciplinaire opzet. Er komen zo veel interessante onderzoeksvragen en inzichten bij elkaar. Daarvoor hoef je twee wetenschappers met verschillende expertise alleen maar met elkaar te laten praten.’