Nieuws
Mestperikelen en leerpunten bij afbouw derogatie
Ook in 2025 stond Koeien & Kansen deelnemer Van de Heijning uit Hulst (Zeeland) voor een flinke uitdaging om voldoende mest af te zetten. De familie boert in een gebied met relatief veel akkerbouw, wat het normaal gesproken makkelijker maakt om mest af te zetten dan in andere regio’s van Nederland. Daardoor liggen de afzetkosten hier ook wat lager. Toch bleek de grootste uitdaging niet het organiseren van de afzet, maar juist het beschikbaar hebben van voldoende mest voor afvoer. De ervaringen van het afgelopen seizoen leverden waardvolle inzichten en leerpunten op voor bij de verdere afbouw van de derogatie.
Belangrijke leerpunten vanuit het afgelopen seizoen:
- In het voorjaar was er, door de gunstige weersomstandigheden, veel vraag naar mest vanuit de akkerbouw. Hoewel de familie de drijfmest liever voor hun eigen eerste snede(s) beschikbaar hield, besloten ze toch een aanzienlijke hoeveelheid af te voeren. Flexibiliteit is dus essentieel: als je de mest pas afvoert wanneer het jou uitkomt, loop je het risico dat de markt op dat moment de mest niet kan plaatsen.
- Voldoende opslagcapaciteit helpt om vraag en aanbod van mest beter op elkaar af te stemmen en op gunstige momenten te kunnen afvoeren.
- Probeer de stikstofgehalten van de af te voeren mest zo hoog mogelijk te houden. Zorg dat de mest goed gemengd en neem mestmonsters, zeker als er meerdere punten zijn. Zo krijg je inzicht in de gehalten, en kun je de meststromen gericht afzetten. De kosten van een mestmonster zijn minimaal in vergelijking met de afzetkosten. Bovendien kan de afnemer direct inschatten wat voor kwaliteit mest hij ontvangt.
- Het voelt misschien ongemakkelijk om je eigen gewassen als "sluitpost" te gebruiken, waarbij je alleen de overgebleven mest inzet die niet is afgevoerd. Zeker met de huidige grondprijzen blijft het belangrijk je gewassen naar behoefte te kunnen bemesten.
Bemestingsplan
Het bemestingsplan van de familie Van de Heijning voor 2025 was als volgt:
- De eerste snede op alle percelen: 30-35 ton drijfmest per hectare. De tweede snede op maaipercelen: 20 ton drijfmest per hectare (weidepercelen werden niet bemest). De rest van het seizoen werd geen drijfmest meer uitgereden.
- Gedurende het weiden brengen de koeien zelf de mest op het land. Omgerekend gaat dit om 5 ton drijfmest per koe wat niet in de put beland.
- 40 ton drijfmest per hectare.
- Geen bemesting, hoewel een beperkte stargift wenselijk is.
- Aanvulling met kunstmest voor gras en mais, rekening houdend met de gebruiksnormen.
In het bemestingsplan is kritisch gekeken naar een optimale verdeling van mest, zodat er voldoende drijfmest beschikbaar bleef voor afvoer. De familie is echter van mening dat de hoeveelheid drijfmest die daadwerkelijk uitgereden kan worden niet voldoende is om, vooral in groeizame jaren, aan de gewasbehoefte te voldoen. Als we bovenstaande bemestingsplan doorrekenen blijkt dat de stikstofgift, inclusief weidemest, in 2025 tussen de 140 en 150 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest lag. Vanuit de mestwetgeving was echter ruimte voor 200 kg stikstof per hectare vanuit dierlijke mest. Door het afvoeren van mest was er in 2025 onvoldoende mest beschikbaar om te kunnen bemesten naar de wettelijke normen.
Dit leidt tot de vraag Hoe kunnen we in 2026, met een norm van 170 kg (zonder derogatie), onze gewassen optimaal blijven bemesten? De familie vermoedt dat dit verschil zich niet automatisch vertaalt in een BEX-voordee. De ervaringen van de afgelopen jaren wijzen erop van niet. Treden er op andere manieren stikstofverliezen op? En is er dus toch sprake van een “stikstofgat”? Feit blijft dat het structureel onderbemesten, met name van grasland, onwenselijk is en averechts werkt op het sluiten van kringlopen.
Bijsturen met kunstmest en aanpassing bouwplan
Door de beperkte drijfmestgift is bijsturing met kunstmest noodzakelijk. Omdat de gebruiksnormen voor kunstmest eveneens verder worden aangescherpt, is het belangrijk om kritisch naar het bouwplan te kijken. De familie Heijning kiest ervoor om:
- Gewassen met een hoge stikstofnorm te behouden, zoals grasland. Met het wegvallen van derogatie zal de familie dan ook niet klakkeloos het grasland vervangen door mais, aangezien grasland een aanzienlijke hogere gebruiksnorm heeft.
- Veldbonen te schrappen uit het bouwplan, mede vanwege tegenvallende resultaten en lagere eco-premies.
Tegelijkertijd wordt gezocht naar gewassen die minder stikstof nodig hebben. De familie Van de Heijning heeft goede ervaringen met de teelt van grasklaver en heeft in 2025 opnieuw 12 hectare ingezaaid. Grasklaver bindt stikstof uit de lucht, waardoor het minder kunstmest nodig heeft en de besparing elders op het bedrijf kan worden ingezet.
Ervaringen met veldbonen
In het kader van de eco-regelingen van het GLB heeft de familie Van de Heijning de afgelopen jaren ervaring opgedaan met de teelt van veldbonen. In theorie dragen veldbonen bij aan stikstofbinding, bodemgezondheid en biodiversiteit. In de praktijk vallen de resultaten vaak tegen: opbrengsten variëren van vrijwel niets tot ongeveer 3 ton per hectare, terwijl de teeltkosten rond de €1.100 per hectare (exclusief pacht) liggen. Bovendien ligt de stikstofgebruiksnorm voor veldbonen op slechts 50 kg stikstof per hectare, wat op bedrijfsniveau zorgt voor een verlaging van de kunstmestruimte. Omdat er steeds meer op het scherpst van de snede wordt gewerkt, is de familie van mening dat ze de wisselende resultaten van de veldbonen zich niet kunnen veroorloven, en daarom zullen veldbonen volgend jaar geen onderdeel meer uitmaken van het bouwplan. Ook het verlagen van de eco-premies (voor goud van €200 naar €180 per jaar) aan het einde van het jaar speelt een rol in deze beslissing.
Heroverwegingen binnen bedrijfsvoering
De afbouw van de derogatie en de veranderingen binnen het GLB dwingt de familie Van de Heijning en vele andere veehouders om hun huidige bedrijfsvoering onder de loep te nemen. Soms moeten eerder gemaakte keuzes heroverwogen worden. Beslissingen over timing van mestafvoer, verdeling van mestgiften en -afvoer, en het bouwplan vragen meer afstemming dan ooit. De praktijk laat zien dat het aangepaste mestbeleid en de GLB-regelingen niet altijd het gewenste effect hebben. Sterker nog: het vraagt voortdurend aandacht om te voorkomen dat het beleid contraproductief werkt.