category_news

Benut de bodem voor meer voer van eigen land

Gepubliceerd op
27 november 2014

De bodem is een belangrijk onderdeel om op bedrijfsniveau een hoge benutting van N en P te realiseren. Want meer meststoffen leidt niet automatisch tot meer voer. De kunst is om de toegediende meststoffen om te zetten in meer opbrengst.

In deel 1 van deze serie over de KringloopWijzer werd duidelijk gemaakt dat door een verhoging van de bedrijfsbenutting de voerkosten dalen. In deel 2 werd het (economische) belang duidelijk gemaakt voor een veehouder om de benutting van de veestapel te verbeteren. Maar wil je de bedrijfsbenutting structureel verhogen dan leidt focus op een hogere bodembenutting tot het beste resultaat. Hoe meer je van de toegediende meststoffen omzet in opbrengst des te hoger de bodembenutting. In dit deel gaan we op zoek naar verbanden die de bodembenutting beïnvloeden. We beperken ons daarbij alleen tot grasland. Het aandeel grasland is tenslotte ook het grootst op melkveebedrijven. 

Hoge benutting leidt tot meer voer

Figuur 1. Het verband tussen de stikstofopbrengst en stikstofbenutting van grasland.
Figuur 1. Het verband tussen de stikstofopbrengst en stikstofbenutting van grasland.

In figuur 1 is het verband tussen de stikstofbenutting en de stikstofopbrengst van grasland weergeven. Hier is een sterk en positief verband te zien. Een hoge benutting gaat gepaard met een hoge stikstofopbrengst. Daaraan gekoppeld leidt een hoge benutting ook tot meer droge stof, VEM en Ruw eiwit. Hoe meer ‘voer’ van eigen bodem hoe minder deze te hoeven worden aangekocht met ruw- en krachtvoer.



Hoge aanvoer geen garantie voor hoge opbrengst

Figuur 2. Het verband tussen de stikstofopbrengst en stikstofaanvoer van grasland
Figuur 2. Het verband tussen de stikstofopbrengst en stikstofaanvoer van grasland

Om voer op eigen bodem te produceren heb je meststoffen nodig (dierlijke mest, kunstmest, klaver en depositie). Het verband tussen de stikstofaanvoer en de stikstofopbrengst van grasland is positief (Figuur 2), maar is minder ‘sterk’ dan die tussen de benutting en opbrengst (Figuur 1). Dat er stikstofmeststoffen nodig zijn om ook die stikstof weer van het land te halen is logisch. Voordat de toegediende stikstof in het gewas terecht komt, vinden er allerlei processen in de bodem plaatst. Maar het is dus niet altijd zo dat hoe meer je toedient, hoe meer je er van afhaalt. Dit wordt ook nog eens geïllustreerd door het verband tussen de stikstofaanvoer en de stikstofbenutting van grasland (Figuur 3). De benutting neigt zelfs af te nemen naarmate je meer toedient. 

Gelijke benutting maar verschil opbrengst

Figuur 3. Het verband tussen de en stikstofbenutting en stikstofaanvoer van grasland.
Figuur 3. Het verband tussen de en stikstofbenutting en stikstofaanvoer van grasland.

We zien dus veel ‘ruis’ rondom het verband tussen stikstofaanvoer en stikstofbenutting. Wat betekent die ruis nu voor individuele bedrijven? Dat er winst te behalen is. Laten we eens twee bedrijfssituaties bij de hand nemen die we kunnen afleiden uit  figuur 3. We richten ons op de horizontale lijn van 60 procent benutting. Hier is een heel 'bereik' aan bedrijven te vinden. Bedrijven die de benutting realiseren met een stikstofaanvoer van 350 kg en bedrijven met een stikstofaanvoer van 600 kg. In de onderstaande tabel zien we de ‘gevolgen’ van deze twee bedrijfssituaties met beide een stikstofbenutting van 60 procent  bij twee verschillende RE gehaltes (160 en 180).

Overzicht stikstofbenutting
Overzicht stikstofbenutting

Op basis van de benutting en de aanvoer kunnen we uitrekenen wat de stikstofopbrengst is geweest (210 en 360 kg N/ha). We nemen twee RE-gehaltes bij de hand (160 en 180) en via de stikstofopbrengst rolt daar een droge stofopbrengst uit. Afhankelijk van het RE-gehalte is in de eerste situatie de droge stofopbrengst 8.2 of 7.4 ton droge stof en in de tweede situatie 14 of 12.5 ton droge stof. Een verschil van meer dan 5 ton droge stof per ha, terwijl de stikstofbenutting gelijk is. Het verschil in het niet benutte deel van de stikstofaanvoer (overschot) bedraagt 100 kg per hectare, respectievelijk 140 en 240 kilogram per hectare. Het niet benutte deel van de stikstof kan aan de bodem worden toegevoegd (ophoping) maar gaat grotendeels verloren aan nitraatuitspoeling en/of denitrificatie. Dat zijn verliezen die niet wenselijk zijn voor het milieu, maar ook niet voor de melkveehouder. Het is dus de kunst om het niet benutte deel (overschot) zo laag mogelijk te houden. Dat kan op twee verschillende manieren: (1) minder meststoffen toedienen met gelijke opbrengst, of (2) meer opbrengst met dezelfde hoeveelheid meststoffen. Beide situaties leiden tot een hogere benutting.

De kunst van het benutten

We steken nu in op de tweede optie: meer opbrengst met dezelfde hoeveelheid meststoffen. We pakken weer figuur 3 bij de hand om te laten zien wat er mogelijk is. We gaan nu uit van één niveau van stikstofaanvoer en nemen bijvoorbeeld 500 kg per ha. Als we in de figuur van beneden naar boven kijken dan varieert de benutting tussen 40 en 80% met een stikstofopbrengst van respectievelijk 200 en 400 kg per ha. Als we uitgaan van een RE-gehalte van 170, dan bedraagt de droge stofopbrengst respectievelijk 7.3 en 14.5 ton per ha. Een verschil van meer dan 7 ton droge stof. De verschillen kunnen gedeeltelijk verklaard worden door de lokale omstandigheden (grondsoort, bodemvruchtbaarheid, vochtvoorziening), maar ook door management. En managementfactoren kunnen zijn:
  • Gewenste tijdstip van mest uitrijden (zorg voor voldoende mestopslag);
  • Zorgvuldigheid van bemesten (hoogte van de gift, gebruik van machines, bodemverdichting, verdeling in een perceel);
  • Onderscheid maken tussen percelen (maaien/weiden, goede percelen meer bemesten);
  • De verdeling over het groeiseizoen (dierlijke mest, kunstmest);
  • Gebruik maken van mest- en bodemanalyses.

Praktische hulpmiddelen voor maatwerk

Dit lijstje is niet uitputtend en vaak is het maatwerk per bedrijf. Belangrijk is het ‘herkennen’ van problemen om daarmee aan de slag te gaan. Ga perceelsgericht registreren wat er daadwerkelijk van het land komt en gebruik deze waardevolle gegevens om bemestingsplannen/strategieën daarop af te stemmen. Soms helpt het ook om eens de schop in de grond te steken om te kijken wat daar gebeurt. Er zijn hulpmiddelen in omloop, die kunnen leiden naar het beter functioneren van de bodem. Kijk eens op www.mijnbodemconditie.nl. De FarmWalk kan ook veel inzicht geven in het functioneren van verschillende percelen. Bezoek de site van www.stichtingweidegang.nl.

In de laatste aflevering van deze serie blijven we bij de bodem. Dan nemen we onder andere ook het maïsland over de loep.