Nieuws

Nitraatuitspoeling in beeld op Koeien & Kansen bedrijven

Gepubliceerd op
17 november 2025

Het RIVM voert jaarlijks nitraatmetingen uit in het grondwater van de Koeien & Kansen-bedrijven. Deze langjarige meetreeks laat zien hoe de nitraatconcentraties zich in de tijd ontwikkelen en welke verschillen er zijn tussen bedrijven, mede beïnvloed door bodemtype, bedrijfsmanagement en weersomstandigheden. Onlangs zijn de resultaten over 2024 aan de reeks toegevoegd. Vooruitlopend op een uitgebreide analyse is het interessant om alvast globaal naar de nieuwe cijfers te kijken en de belangrijkste trends te signaleren.

De trends zijn geclusterd naar de regio’s Zand noord, Zand midden en zuid, Kleiregio en Veenregio. In de Veenregio wordt de ontwikkeling van totaal stikstof (totaal-N) weergegeven, een maat die zowel organische als minerale stikstof omvat. Voor de overige regio’s zijn de nitraatconcentraties gevolgd. Dat in veengebieden totaal-N wordt gebruikt, komt doordat stikstof daar vaak niet in nitraatvorm voorkomt, terwijl stikstof in het grondwater van zand- en kleigronden juist voornamelijk als nitraat aanwezig is.

De rode onderbroken lijnen tonen telkens de regionale gemiddelden van de LMM-bedrijven die binnen het Derogatiemeetnet worden bemonsterd. De andere lijnen (groen, blauw, geel, roze zijn Koeien & Kansen bedrijven)

Zand noord  (A) - Klik op de afbeelding voor een vergroting
Zand noord (A) - Klik op de afbeelding voor een vergroting
Bedrijven in Kleiregio (C) - Klik op en afbeelding voor een vergroting
Bedrijven in Kleiregio (C) - Klik op en afbeelding voor een vergroting
Zand midden en zuid (B) - kilk op de afbeelding voor een vergroting
Zand midden en zuid (B) - kilk op de afbeelding voor een vergroting
N-totaal op bedrijven in de Veenregio (D)- Klik op de afbeelding voor een vergroting
N-totaal op bedrijven in de Veenregio (D)- Klik op de afbeelding voor een vergroting

Figuur 1: Trends voor Koeien & Kansen bedrijven van op Zand noord (A), zand Midden en Zuid (B), bedrijven in de Kleiregio(C) en N totaal op bedrijven in de Veenregio (D).

In alle regio’s is sprake van een dalende tendens in de gemeten waarden, al verschilt de duidelijkheid daarvan per gebied (Figuur 1).

  • Zand midden: De waarden liggen in 2024 duidelijk onder de norm van 50 mg/l nitraat.
  • Zand noord: Het beeld is minder duidelijk, mede doordat het aantal bedrijven in deze categorie kleiner is. Hierdoor bepalen fluctuaties van individuele bedrijven sterker de trend.
  • Kleiregio: Hier is opnieuw een duidelijk dalende trend zichtbaar. Met uitzondering van één bedrijf in Zeeland, dat structureel afwijkt, bewegen de waarden richting onder de 50 mg/l.
  • Veenregio: De waarden voor totaal-N schommelen al jaren tussen 5 en 15 mg/l, maar ook hier is de laatste jaren een lichte daling zichtbaar.

Op de Koeien & Kansen-bedrijven zijn de schommelingen sterker dan op de derogatiebedrijven binnen het LMM-netwerk. De LMM-trend is gebaseerd op veel meer bedrijven, waardoor individuele verschillen worden uitgevlakt.

De overeenkomst tussen de trends van Koeien & Kansen-bedrijven en die van het LMM wijst erop dat weerseffecten een belangrijke rol spelen. Deze beïnvloeden immers beide groepen bedrijven op vergelijkbare wijze.

Voor een grondige analyse is het nodig om meer factoren in beschouwing te nemen en ook statistische technieken te gebruiken bij de interpretatie, zoals ook is gedaan in (ref). Een paar noemenswaardige zaken, zijn:

  • Op een bedrijf met een wisselbouw, waar gras en mais elkaar afwisselen, ’zwerft’ de mais jaarlijks over het bedrijfsareaal. Omdat de LMM-meetpunten vastliggen, onstaat er daardoor jaren met een hoger en jaren met een lager maisaandeel binnen de meetpunten.
  • Het biologische bedrijf wijkt qua management op meerdere punten af van de andere bedrijven. Het is nog de vraag hoe dat samenhangt met nitraatuitspoeling op dit bedrijf.
  • De effecten van veranderingen in het mestgebruik, zoals de geleidelijke afbouw van de derogatie, kunnen op een gegeven moment zichtbaar worden in de cijfers. Maar dit vergt nauwkeurige analyse, waarbij rekening gehouden moet worden met een tijdsverschil tussen bemesting en de uiteindelijk invloed op het grondwater.

Dit najaar is binnen Koeien en Kansen gestart met het meten van het N mineraalresidu in de bodem. Dit is hoeveelheid minerale N in de laag 0-90 cm in de bodem tussen de periode 15 oktober en 1 december. Door ook deze gegevens te betrekken bij de analyses, kan mogelijk extra inzicht worden verkregen.

Dit artikel is in samenwerking met Arno Hooijboer van RIVM tot stand gekomen.