Project

Meer gras bij later kunstmest strooien?

Stikstof uit kunstmest en drijfmest wordt door grasland beter benut bij een diepere beworteling.

De meeste wortels bevinden zich in de eerste tien centimeter van de bodem; daaronder neemt het aantal snel af. Bij diepere beworteling heeft het gras meer tijd om stikstof op te nemen voor deze uitspoelt tot onder de wortels. Daardoor kan de benutting van stikstof toenemen. Daarnaast heeft het gras bij diepere beworteling toegang tot een grotere vochtvoorraad. Op droogtegevoelige gronden kan het gras langer doorgroeien en kan de opbrengst hoger zijn.

Een hogere stikstofbenutting en lagere droogtegevoeligheid zijn voor de praktijk interessant. Praktische maatregelen om de beworteling van bestaand grasland dieper te krijgen zijn momenteel niet/nauwelijks beschikbaar. Uit literatuuronderzoek van Wageningen Livestock Research en het Louis Bolk Instituut (Deru et al., 2010) blijkt dat het later strooien van kunstmest na het maaien van een snede gras kan leiden tot een snelle toename van wortelmassa en worteldiepte (Ennik, 1981). Uit Engels onderzoek blijkt dat uitstel tot 10 dagen na het maaien de hoogste benutting kan geven (Sheldrick et al., 1994). Later kunstmest strooien kan daarmee een praktische sturingsmaatregel voor een veehouder zijn om de worteldiepte van grasland te beïnvloeden.

Het doel van dit project is in het veld te onderzoeken of later kunstmest strooien inderdaad leidt tot een hogere benutting van kunstmest, een hogere grasopbrengst, en minder gevoeligheid voor droogte. Een belangrijke vraag is bij hoeveel dagen uitstel de benutting en de opbrengst het hoogst zijn. Het strooimoment wordt daarom uitgesteld met 0, 3, 6, 9, of 12 dagen. De proefvelden zijn aangelegd op grasland op droogtegevoelige zandgrond rondom proefbedrijf ‘Vredepeel’ (Noord-Brabant).

Nieuws

Producten