Nieuws

Eiwitwinning en voeren: Uitdaging voor Buijs

Gepubliceerd op
17 juni 2020

Eén van de doelstellingen binnen het project Koeien & Kansen in 2020 is het realiseren van een ruw eiwit (RE) gehalte van maximaal 155 gr/kg droge stof op rantsoenniveau. Deelnemer Joris Buijs in Etten-Leur richt daarom dit jaar zijn vizier nog meer op het winnen van voldoende ruwvoer met de juiste eiwitten, zodat hij een optimaal rantsoen kan samenstellen op basis van 155 gr/kg droge stof. Naast deze uitdaging gaat hij aan de slag om te voldoen aan de eisen voor PlanetProof.

Bemesting

“In het eerste BES-pilotjaar zal Buijs zich nog niet volledig richten op het maximaal inzetten van dierlijke mest’’, zegt Paul Blokker. Hij is werkzaam bij DLV Advies en is de adviseur van Buijs binnen het Koeien & Kansen project. ‘’Dat betekent in de praktijk dat Buijs 6,25 ton meer rundveedrijfmest per hectare mag geven en daar 23 kilogram stikstof uit kunstmest voor inlevert’’, gaat Blokker verder. De reden waarom Buijs niet de maximale gebruiksruimte voor dierlijke mest hanteert heeft te maken met het stikstofbodemoverschot. Deze lag in 2019 op 181 kilogram stikstof per hectare. Buijs wil deze verlagen naar een norm onder 150 kg N per hectare, zodat hij voldoet aan de basiseis van PlanetProof voor deze parameter.

Stikstofbodemoverschot beperkende maatregelen

Deze Koeien & Kansen-deelnemer neemt verschillende maatregelen om onder de norm van die 150 te komen. Zo maait hij voor, waar hij voor bemest heeft. “Dit klinkt heel simpel, maar is in de praktijk vaak lastig’’, merkt Blokker op. Dit jaar heeft Joris Buijs bewust langer gewacht met maaien van de eerste snede en maaide bij een droge stofopbrengst van 3.500-4.000 kilogram. Verder heeft hij dit jaar een deel water aan de drijfmest gevoegd en denkt hij bovendien na over het scheiden van mest. Het voordeel hiervan is dat hij deze dunne fractie in de zomer goed kan mengen met water en als een snelle meststof ingezet kan worden. De dikke fractie kan Buijs dan in de winter en het vroege voorjaar op het bouwland aanwenden. ‘’Al deze maatregelen zijn gericht om de efficiëntie van dierlijke mest op het bedrijf te verhogen’’, concludeert Blokker.

Dit jaar is vanwege de draagkracht van het bouwland gekozen om met de sleepslang te bemesten. Hierdoor kon gelijk daarna een zaaibed gemaakt worden en bleef de mest bovenin de bouwvoor. Het resultaat is dat de start van veldbonen en tarweplantjes beter is geweest dan vorig jaar. Normaal gesproken zou de mest met de mestwagen uitgereden worden en zou er daarna geploegd worden. Dit zorgt ervoor dat de mest dieper komt te liggen.

Een andere ervaring was het mechanische vernietigen en onderwerken van het vanggewas. Dit jaar heeft Buijs dit zonder glyfosaat gedaan en met Niet-Kerende Grondbewerking (NKG) Het nadeel hiervan is dat er vervolgens aanzienlijk duurdere gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt in de mais tegen de onkruiddruk.

Ruw Eiwit in het rantsoen

Samen met voeradviseur Ard van Leijsen van Agrifirm is er naar het voerspoor gekeken. Afgelopen jaar bleek uit de KringloopWijzer dat het gemiddelde rantsoen bij Buijs 165 RE bevatte, terwijl het rantsoen voor het melkvee minder dan 155 RE bevatte. Het jongvee bleek het afgelopen jaar een sluitpost voor ruw eiwit te zijn geweest. Het jongvee kreeg een te eiwitrijk rantsoen. Daarom zal Buijs het eiwitrijke gras voor deze groep mengen met meer natuurhooi om zo het RE-gehalte in het rantsoen te verlagen.

Voorsorterend op de mogelijke maatregel met betrekking tot de maximale eiwitnormen in het krachtvoer wil Buijs proberen om soja en raap in het rantsoen weg te laten of te vervangen. Nu is er een kleine hoeveelheid soja en raap als correctiemiddel toegevoegd aan het rantsoen. Deze producten zal hij dan vervangen door bijvoorbeeld bierbostel en/of tarwe gistconcentraat zijn. De grootste uitdaging is om voldoende DVE in het rantsoen te krijgen. Dit kan uit het kuilgras en sommige eigen geteelde krachtvoervervangers komen. Wat betreft gras zal Buijs jong gras maaien en dat vervolgens redelijk droog met 40-45% droge stof inkuilen. Hiervoor krijgt hij een kwalitatief goede graskuil met voldoende bestendig eiwit. Bij het opzoeken van de grenzen op het gebied van het eiwit zullen naar verwachting bepaalde aminozuren de beperkende factor zijn. Daarom is een analyse belangrijk om uit te zoeken welke aminozuren op rantsoenniveau voldoende zijn en welke er een beperkende rol spelen.

Blijvend grasland

Buijs probeert zoveel mogelijk van het krachtvoer zelf te telen of uit de regio te halen. Daarom bestaat een groot deel van het bouwplan uit buurtcontracten van akkerbouwgewassen. Door het telen van de akkerbouwgewassen is het aandeel blijvend grasland op het bedrijf een uitdaging. Op dit punt kon Buijs vorig jaar niet aan de eisen van PlanetProof voldoen.  
In 2020 bestaat 42% van het areaal uit blijvend grasland. Dit komt mede door 4,5 hectare extra natuurland. Voor de komende jaren zal Buijs in kaart brengen hoe oud de tijdelijke graslandpercelen zijn en welke het komende jaar mee zullen draaien in het rotatieplan. Het streven is om minimaal 50% van het areaal te laten bestaan uit blijvend grasland.