Nieuws

Juiste toediening van drijfmest geeft hogere N-benutting

Gepubliceerd op
29 juni 2015

Beperking van ammoniakemissie geeft een betere stikstofwerking van mest. Dat bespaart kunstmest. De adviesbasis van de CBGV geeft richtlijnen voor de berekening van de stikstofwerking van emissie-arm toegediende mest met verschillende systemen. Daarnaast is de werking afhankelijk van de snede waarop de mest wordt toegediend.

Op de site www.bemestingsadvies.nl is een overzicht te vinden van de werkingscoëfficiënten van stikstof.

Overzicht werkingscoëfficiënte. Klik op beeld voor vergroting
Overzicht werkingscoëfficiënte. Klik op beeld voor vergroting

Hoe zit het ook al weer met bovengronds/ondergronds mest aanwenden?

Een kuub rundveedrijfmest bevat ongeveer 4 kg stikstof. Veertig tot vijftig procent daarvan bestaat uit ammoniumstikstof, afhankelijk van de hoeveelheid eiwit in het rantsoen. Die ammoniumstikstof kan vervluchtigen in de vorm van ammoniak. Vervluchtiging verlaagt de stikstofwerking van drijfmest. De kans op vervluchtiging is groter als mest in contact komt met de lucht, vooral bij hoge temperaturen en veel wind. Het verlies van stikstofwerking door vervluchtiging kan op verschillende manieren gemeten worden. Bijvoorbeeld door na te gaan hoeveel van de met de mest gegeven stikstof teruggevonden wordt in het geoogste gras. Recent heeft Wageningen UR met dit doel veertien grasproeven opnieuw geanalyseerd. Daaruit bleek dat de bemestingswaarde van een kuub drijfmest met gemiddeld 0,7 kg stikstof daalde als mest bovengronds werd toegediend in plaats van met een zodebemester. Als gevolg daarvan daalde de grasopbrengst bij bovengrondse toediening met gemiddeld 16 kg drogestof per kuub gegeven mest. Op basis van dit soort proeven in het verleden heeft de CBGV ook de adviesbasis bemesting samengesteld.

Verlagen ammoniakverliezen

Wageningen UR voerde ook een literatuuronderzoek uit. Daaruit bleek dat de kilo’s stikstof die als gevolg van zodebemesting niet vervluchtigen, ook nauwelijks via andere routes verloren gaan zoals uitspoeling, denitrificatie of lachgasvorming. Emissie-arme mesttoediening beperkt dus de milieubelasting en bespaart kunstmest. Ammoniakverliezen uit mest zijn ook te verlagen via een combinatie van eiwitarm voeren en het uitrijden van mest onder koel en regenachtig weer en/of door water toe te voegen of direct water na te sproeien. In de praktijk blijkt de uitvoerbaarheid daarvan echter aan grenzen gebonden en is daarom niet zo doeltreffend als zodebemesting. Maar ook de uitvoerbaarheid van zodebemesting kent grenzen. Voor veengrond is daarom destijds een sleepvoet ontwikkeld die niet in de zode snijdt. Echter, een sleepvoet beperkt de vervluchtiging van ammoniak minder dan een zodebemester. Door drijfmest bij gebruik van een sleepvoet met water te verdunnen, blijft de vervluchtiging van ammoniak alsnog beperkt. De stikstofwerking profiteert hiervan.