Nieuws
Ook op veengrond naar 155 ruw eiwit in het rantsoen
Erik Visscher heeft een melkveebedrijf in Staphorst en is deelnemer aan de praktijkpilot Koe en Eiwit, in de groep ‘veen’. Doorgaans wordt op veenbedrijven veel gras gevoerd en blijkt het lastig om het RE te verlagen. Des te opmerkelijker is het dat Erik sinds de start van het project intussen is gedaald van ca 172 gr RE/per kg ds naar de projectdoelstelling van 155 RE. Over het hoe en wat vertelt hij in dit artikel.
Handvatten voor eiwitverlaging
Op de vraag waarom hij mee is gaan doen aan Koe en Eiwit vertelt Erik: “Op een bedrijf zoek je naar een optimum. Tot ongeveer 2020 was dat bij mij gericht op hoge melkproductie, dit betekende ook dat de aankoop van (kracht)voer fors was. Daardoor zat ik best wel hoog in eiwitgehalte van het voer. Nu wil ik me meer richten op het beperken van de input van buitenaf en de kostprijs meer in de hand houden, want (aankoop van) eiwit is duur. Via Koe en Eiwit wil ik graag handvatten vinden om het eiwit te verminderen. Aan de andere kant leek me de doelstelling van 155 RE moeilijk haalbaar. Eigenlijk dacht ik dat het niet mogelijk was. Maar ik was er ook best wel nieuwsgierig naar: hoe zouden we dat voor elkaar kunnen krijgen? Vandaar mijn deelname aan het project. Overigens wil ik het begrip ‘veenbedrijf’ wel relativeren. Ik zit in de groep veen, omdat de huiskavel (27 ha) bestaat uit veengrond. Maar daarnaast heb ik nog 9 ha zandgrond op afstand, waar ik snijmais verbouw. Mijn rantsoen voor de melkkoeien bestaat globaal uit 25% vers gras, 35% graskuil, 15% snijmais en 20% krachtvoer.”
Focus verlegd, RE gedaald
Sinds 2022, toen de focus van productie werd verlegd naar minder input van buitenaf, is het bedrijf van Erik gedaald van 179 gr RE/ kg ds naar 155 gr RE/ kg ds. “Daar staat tegenover dat de melkproductie is gedaald. De twee jaar ervoor, in 2020 en 2021, had ik de indruk dat de koeien qua productie aan hun maximum of daarboven zaten. Ik had ook meer gezondheidsproblemen bij het vee. Ik ben bewust wat minder gaan sturen op productie om meer weerstand bij de koeien te krijgen. Meer ruwvoer in de koeien. Dit resulteerde in een lagere melkproductie en hogere gehalten. Ik heb het idee dat de koeien nu meer weerstand hebben.”
In tabel 1 is een overzicht van de productie en het RE weergegeven.
Uit tabel 1 komt naar voren dat in 2023 de grasopbrengst is toegenomen: er is meer snijmais verbouwd/ gevoerd zodat er meer gras gemaaid kon worden. Ook het weer speelde een positieve rol. In 2023 is de doelstelling van 155 gr RE gehaald. Daarvoor heeft Erik een deel eiwitrijk krachtvoer vervangen door mais en kuil. Hij verwacht dat 2024 hoger uitkomt. “De snijmais opbrengst valt iets tegen waardoor ik wat meer gras ben gaan voeren. En wellicht moet ik nog wat sturen in het eiwitgehalte van mijn krachtvoer.”
Beweiding en mengkuil
Erik heeft een aantal maatregelen doorgevoerd. “In het verleden maakte ik vaak een mengkuil en pasten we veel beweiding toe. Een mengkuil is gemakkelijk en bespaart arbeid. In de winter kun je makkelijk voor een paar dagen voer op de voergang zetten. Nadeel is dat je niet erg flexibel bent, je hebt maar één soort voer. En sturing is lastig. Inmiddels gebruik ik een voermengwagen en maak ik geen mengkuil meer. Het laatste jaar is de beweiding iets afgenomen en pas ik wat meer zomerstalvoedering toe. Vooral het laatste herfstgras wordt hierdoor beter benut, en in totaliteit gaat er nu meer gras in de koeien. Dat is gunstig voor de benutting van eiwit van eigen land.”
Daarnaast is er meer mestopslag bijgebouwd waardoor er gerichter kan worden bemest. “Eerder moesten de putten voor september leeg, anders was er onvoldoende opslag. Nu kan ik veel gerichter bemesten. Dat past ook beter bij het huidige systeem met zomerstalvoedering. Met name in het voorjaar bemest ik middels een sleepslang, ik kan dan eerder het land op en door de toevoeging van water krijg ik een betere benutting van de mest.”
Als laatste is de hoeveelheid krachtvoer afgenomen geeft Erik aan. “Het RE gehalte in krachtvoer daarentegen is meer geworden, omdat de grasgehalten in mijn kuil zijn gedaald (tabel 2). Eigenlijk heb ik twee soorten krachtvoer die ik in de basis bijvoer: een energiemeel en een eiwitmeel. Met deze twee stuur ik.”
Voederwinning
In de eerste snede streeft Erik ernaar om richting de 45% droge stof te komen. “Ik maak de kuil dan niet te hoog om zodoende voldoende voersnelheid te houden, en broei te voorkomen. De tweede en derde snede zit rond de 35-40% ds en wat daarna wordt geoogst, gaat zo droog mogelijk in balen. Realisatie valt soms tegen omdat je o.a. afhankelijk bent van de weersomstandigheden. Maar ik wil mijn eigen ruwvoer zoveel mogelijk benutten.”
Effect derogatie
Wanneer de derogatie wegvalt, zal er het nodige gaan veranderen stelt Erik. “Nu kan ik de mest nog op mijn eigen bedrijf benutten. Komende jaren moet ik waarschijnlijk mest afzetten. Dat zal de nodige kosten met zich meebrengen. Dat zal ook gevolgen hebben voor het voer dat gewonnen wordt. Daarom wil ik zo weinig mogelijk (geen) jongvee aan houden. Voor vervanging zal ik dan vaarzen aankopen.”
Tot slot
Hoewel Erik twijfelde over de haalbaarheid van de projectdoelstelling, heeft hij door Koe en Eiwit ervaren dat kritisch kijken naar het voer dat je aankoopt, doorgaans een kostenbesparing op eiwit oplevert. “Ik zeg niet dat het per se 155 RE moet zijn. Maar wees niet te bang en ga het gewoon proberen”.