category_news

Melkureum, wat kun je er mee op weg naar 155RE?

Gepubliceerd op
4 oktober 2024

In de praktijkpilot Koe en Eiwit draait het om een rantsoen van gemiddeld 155 RE/kg ds op bedrijfsniveau. Het ruw eiwitgehalte in het rantsoen is een belangrijke parameter als het gaat om de eiwitvoorziening van de koe. Vaak wordt dat ook aan de hand van het melkureum gehalte beoordeeld. Wat is melkureum en wat kun je ermee op weg naar 155RE? We vroegen het Harmen van Laar, onderzoeker en voedingsdeskundige bij Wageningen Livestock Research.

Stikstofbenutting door de koe

Een lager RE kan de ammoniakemissie en stikstofexcretie te verminderen, wat de doelstelling is van het project Koe en Eiwit. Harmen: “Een vuistregel is dat de ammoniakemissie bij een melkkoe 1% daalt per gram lager ruw eiwit per kg ds. Het ruw eiwitgehalte van het rantsoen is dus een belangrijke parameter voor de eiwitvoorziening van de koe. In de praktijk zien we dat ook vaak het melkureum gehalte wordt gebruikt om het rantsoen, het functioneren en de stikstofefficiëntie van de koe te evalueren. Het melkureum is vooral een indicator van het ureumgehalte in het bloed en daarmee van de totale hoeveelheid stikstof en stikstofbenutting in de koe, maar het is zelf geen belangrijke N-stroom.”

Figuur 1. Schematische weergave ammoniak en ureumstromen door het lichaam van de koe:  De hoeveelheid ureum in de melk (MUC) en urine wordt voornamelijk bepaald door de NH3-productie in de pens. Deze is hoger naarmate er meer voerstikstof wordt afgebroken en minder energie beschikbaar is in de pens. Daarnaast komt er ook ammoniak vrij bij het metabolisme van aminozuren. Gele en oranje pijlen geven het transport weer van respectievelijk NH3 en ureum.  (Bron: https://rundveeloket.be)
Figuur 1. Schematische weergave ammoniak en ureumstromen door het lichaam van de koe: De hoeveelheid ureum in de melk (MUC) en urine wordt voornamelijk bepaald door de NH3-productie in de pens. Deze is hoger naarmate er meer voerstikstof wordt afgebroken en minder energie beschikbaar is in de pens. Daarnaast komt er ook ammoniak vrij bij het metabolisme van aminozuren. Gele en oranje pijlen geven het transport weer van respectievelijk NH3 en ureum. (Bron: https://rundveeloket.be)

(Melk)ureum, wat is het?

Figuur 1 geeft een schematische weergave van de ammoniak- en ureumstromen door de koe. Wanneer de koe (eiwitrijk) voer vreet, wordt een deel van het eiwit in de pens afgebroken tot ammoniak. Dit ammoniak wordt deels gebruikt voor de vorming van microbieel eiwit, maar ook door de penswand geabsorbeerd in het bloed. Het voor de koe giftige ammoniak wordt in de lever omgezet tot niet-giftig ureum, wat weer aan het bloed afgegeven wordt. Deze omzetting kost energie. Als er dus te veel eiwit gevoerd wordt en het dier een energietekort heeft, zou dit het energietekort kunnen verergeren. Het bloedureum kan grofweg op 3 plekken weer uitgescheiden worden:

  1. Terug naar de pens via het speeksel of via transport over de penswand;
  2. Via de nieren naar de urine;
  3. Via het uier naar de melk.

Harmen: “Het melkureum gehalte is een behoorlijk nauwkeurige weergave van het bloedureum- gehalte gedurende de 1 á 2 uur voorafgaand aan het melken. Als het om stikstof gaat, is de uitscheiding van ureum in de melk qua hoeveelheid niet belangrijk: het is gemiddeld ongeveer 0.5% van de totale N die de koe vreet, variërend van 0.3 tot 0.7% procent. Ook in de melk zelf vormt melkureum maar tussen de 1% en 2.5% van de stikstof (in eiwit), dus geen groot aandeel.”

Effecten van voeding op melkureum

“Het melkureum is een variabele die vaak zeer snel en consequent reageert op veranderingen in eiwit, DVE- en vooral OEB-niveau van het rantsoen. Uit onderzoek op een grotere database (Spek et al. 2013) komt de vuistregel naar voren dat het melkureum 3-4 punten (1 punt = 1 mg/dL) stijgt of daalt bij 1% (10 g/kg ds) stijging of daling van het RE-gehalte van het rantsoen. De grootte van deze stijging is wel afhankelijk van het soort eiwit dat gevarieerd wordt. Het effect van OEB is sterker dan dat van DVE. Zo wordt voor het effect van verandering van het OEB een vuistregel van rond de 2 punten melkureum per 100 gram OEB per dag aangehouden.”

Richtlijn melkureum-niveau

Hoewel het gewenste melkureumniveau niet heel nauwkeurig is vast te stellen door beïnvloedende factoren* als het zoutgehalte van het rantsoen, het voeropname- en melkpatroon over de dag en de diereigen fokwaarde voor melkureum, zijn er volgens Harmen wel ruwe richtlijnen te geven. “Als je bijvoorbeeld scherper op eiwitniveau voert en betere efficiëntie nastreeft, zoals in Koe en Eiwit, en het melkureum is consistent hoger dan 20, dan is het goed om te kijken of er misschien te veel eiwit, pensafbreekbaar eiwit, t.o.v. pensafbreekbare energie - dus OEB - gevoerd wordt. Een overweging is dan om daarnaast eventueel meer pensafbreekbare koolhydraten te voeren, zoals zetmeel, suikers of makkelijk afbreekbare celwanden (NDF). Wanneer het melkureum lager is dan 15, maar het eiwitgehalte van de melk en de melkproductie op gewenst niveau zijn, hoeft er niets aan de hand te zijn. Voor scherper voeren op het RE gehalte, kan 16 melkureum als bovengrens genomen worden.”

Stappenplan analyse melkureum

Bij overschrijding van het maximum melkureum is het van belang om niet te snel te reageren. Bij een wisselende voersituatie kunnen verschillen (uitschieters) in tankmelkureum voorkomen die niet veroorzaakt worden door een andere voeding. Figuur 3 geeft een stappenplan wanneer en hoe verschillen in melkureum zijn te analyseren. Hierbij wordt een grens gebruikt van 2 tot 4 hoge tankmelk ureumwaarden. Afhankelijk van de voersituatie (constante voeding in winter bijvoorbeeld) kunnen dit er minder zijn.

Effect van lactatiestadium

Vaak wordt een stijging van het melkureum gezien bij dieren die verder in lactatiestadium zijn. Harmen: “De literatuur geeft geen eenduidig beeld hoe het melkureum over de lactatie verandert. Op basis van praktijkervaring en waarnemingen in experimenten bij langdurig verschillende hoeveelheden eiwit, lijkt een stijging van 3 à 4 punten melkureum van begin naar eindlactatie normaal bij een stabiel eiwitgehalte in het rantsoen. Dit betekent dus dat einde lactatie de bloedureumwaardes hoger zijn. Dit gaat samen met een lagere stikstofefficiëntie op totaal eiwitniveau, maar ook op het niveau van de DVE-benutting. Bij een gelijke eiwitopname gaat er minder stikstof naar de melk (lagere totale melkeiwitgift) waardoor er meer overtollig stikstof in de koe aanwezig is, wat zich uit via een hoger bloedureum en daardoor melkureum. Een hoger melkureum einde lactatie lijkt dan ook een normaal effect, dat veroorzaakt wordt door een lagere melkeiwit productie. Het zou logisch zijn om tijdens een periode van een lage eiwitefficiëntie ook minder eiwit te voeren, dan gaat er relatief minder verloren. Eiwitvoeding einde lactatie is dan ook nog een onderwerp dat we binnen Koe en Eiwit verder willen onderzoeken.”

Stikstofefficiëntie en -excretie

Op basis van verschillende onderzoeken is het algemene beeld dat de stikstofuitscheiding in de urine vaak het best voorspeld wordt door de totale stikstof (eiwit) opname van het dier. Harmen: “Daarvoor kun je praktisch gezien een drietraps-aanpak hanteren: de totale eiwitopname wordt jaarlijks in de KringloopWijzer berekend, ook als basis voor de berekening van de ammoniakemissie. Het RE-gehalte van het rantsoen kan frequenter berekend worden op basis van rantsoenberekening (wellicht maandelijks) of door gebruik te maken van de Koe en Eiwit-monitor (5x per jaar). Het tankmelkureum (meerdere keren per week) is een tussentijdse check op de eiwitvoeding. Echter, zoals eerder aangegeven, is het van belang niet direct te willen sturen bij hoge melkureum gehalten, maar vooral te kijken of ze consistent (2-4 keer) verhoogd zijn. Het is dan zaak eerst de oorzaken te achterhalen voordat je ingrijpt in het rantsoen.”

Conclusies

Volgens Harmen is melkureum goed te gebruiken om binnen het eigen bedrijf te controleren of veranderingen in de eiwit voeding ook echt effect hebben, en of de DVE en OEB van het rantsoen goed zijn. “Maar het melkureum is dus geen doel op zich! Zie het als een controlemiddel om te zien of de effecten die je van een verandering in eiwitvoeding (hoeveelheid, DVE en OEB) verwacht, ook optreden. Er zit veel ruis op de relatie tussen het eiwitgehalte van het rantsoen en het melkureum. Let daarom niet veel op het melkureum van andere bedrijven, of zelfs van het eigen bedrijf in een ander jaargetijde.”