
Nieuws
Koolstof vastleggen? Laat dat maar aan grasland over
Vastlegging van koolstof in de organische stof van de bodem is één van de manieren om opwarming van de aarde tegen te gaan. Welke maatregelen kun je op een melkveebedrijf toepassen? En hoeveel koolstof leg je daarmee vast? Voor het antwoord hebben we zes maatregelen doorgerekend voor negen Koeien & Kansen deelnemers. De analyse laat zien dat blijvend grasland dé knop is om aan te draaien.
De gemiddelde extra koolstofvastlegging van maatregelen varieerde van 0,025 tot 0,47 ton koolstof per ha per jaar (Figuur 1). Het omzetten van vruchtwisselingen van tijdelijk grasland en bouwland naar blijvend grasland was verreweg de beste maatregel om de koolstofvoorraad in de bodem te verhogen, tot bijna één ton koolstof per ha per jaar. Alle andere maatregelen hadden een relatief laag effect, variërend van 0 tot 0,2 ton koolstof per ha per jaar.
Kansen verschillen per bedrijf
De resultaten laten een aanzienlijke variatie zien tussen bedrijven en percelen, dat vooral is gerelateerd aan de grondsoort en de huidige koolstofvoorraad. Bedrijven met een hoog aandeel blijvend grasland hebben al veel koolstof in de bodem opgeslagen en dus is de extra opslagruimte beperkt. Dan is juist de bescherming van die voorraad essentieel. Toepassing van een groenbemester is een zeer effectieve maatregel, maar is slechts weggelegd voor de kleine groep bedrijven die het nog niet toepast. Compost is eveneens een effectieve maatregel en breed toepasbaar. Bij compost speelt echter de totale landelijke of regionale beschikbaarheid een rol. De grondsoort speelt een belangrijke rol bij alle maatregelen. Naarmate het aandeel klei hoger is neemt de potentiële vastlegging toe.

De maatregelen onder de loep
De berekeningen zijn uitgevoerd voor diverse percelen van negen Koeien & Kansen deelnemers op zand, klei en löss. De beginvoorraad bodemkoolstof is gemeten (zie artikel ‘Meten aan bodemkoolstof vergt lange adem’) en vervolgens is het effect van een maatregel doorgerekend voor de komende 50 jaar met het RothC model dat ook in de KringloopWijzer wordt gebruikt. Op 37 percelen stond blijvend grasland en op de overige percelen stond een vruchtwisseling van gras, meestal met snijmais maar ook regelmatig met aardappelen.
- Blijvend grasland: leeftijd zode verhogen (37 percelen)
In de huidige situatie werd blijvend grasland eens in de 10 jaar, eens in de 20 jaar of eens in de 30 jaar vernieuwd. De maatregel bestond uit het verdubbelen van de tijd tussen twee vernieuwingen.
- Meer gras in vruchtwisseling (59 percelen)
In de huidige situatie bedroeg het gemiddelde aandeel grasland in de vruchtwisseling 61%, en dit varieerde van 14 tot 95%. De maatregel bestond uit het toevoegen van één extra jaar met gras.
- Vruchtwisseling omzetten in blijvend grasland (59 percelen)
Met deze maatregel zijn alle gras-akkerrotaties omgezet naar blijvend grasland.
- Compost toedienen (82 percelen)
In de huidige situatie werd compost slechts op 14 percelen gebruikt. De maatregel bestond uit het toedienen van 10 ton compost per ha, eens in de vijf jaar, op de 82 percelen die tot nu toe geen compost kregen.
- Minder mest afvoeren (36)
Een aantal bedrijven was deelnemer aan de BES-pilot waarin kunstmest is vervangen door dierlijke mest. De maatregel bestond uit toedienen van 15 tot 40 m3/ha extra dierlijke mest op bedrijven waar die ruimte aanwezig is, maar nog niet was gebruikt.
- Groenbemester toepassen (15)
In de uitgangssituatie werden op 8 van de 9 bedrijven al vanggewassen geteeld. De maatregel is toegepast op 15 percelen waar nog geen groenbemester werd toegepast.