Nieuws
Invloed van spenen en scheiden op de voeropname en melkproductie van melkkoeien in een ‘kalf-bij-de-koe’ systeem
Abrupte scheiding van kalf en koe na een langere periode samen heeft sterkere negatieve gevolgen voor voeropname en melkproductie van de koe, dan geleidelijk spenen.
Dat blijkt uit een onlangs gepubliceerd artikel in Journal of Dairy Science.
In ‘kalf-bij-de-koe’ systemen kunnen kalveren zogen en een sociale band vormen met hun moeder of een pleegkoe, terwijl ze ook in contact zijn met andere koeien en kalveren. De Zweedse Landbouwuniversiteit doet sinds 2019 op haar proefbedrijf onderzoek naar dit managementsysteem.
In het eerste experiment in het gepubliceerde artikel daalde de ruwvoeropname kort na abrupte scheiding bij koeien die 4 maanden contact hadden met hun kalf. Binnen een week herstelde dit, maar de melkgift in de melkrobot bleef tot week 19 van de lactatie lager dan bij koeien in de controlegroep in hetzelfde lactatiestadium, waarvan het kalf direct na de geboorte werd gescheiden.
In het tweede experiment werden kalveren na 4 maanden geleidelijk gespeend met neusflappen of met een combinatie van neusflappen en een fysieke scheiding met behulp van een hek. Daarbij bleef de voeropname van de koeien stabiel. Vanwege het zogen van het kalf was de melkgift vóór scheiding lager dan bij controlekoeien, maar steeg weer zodra kalveren niet meer konden drinken. Vooral de combinatie van spenen met neusflappen en contact tussen koe en kalf met een hek ertussen, zorgde voor een snel herstel en nauwelijks verschil met controlekoeien.
Meer informatie over deze experimenten, inclusief de stalindeling is te vinden in de Nederlandstalige samenvatting van het artikel, onderaan deze tekst (datum 27 oktober 2025). De publicatie kwam tot stand in een samenwerking tussen de Zweedse Landbouwuniversiteit en Wageningen Universiteit. Het werk aan Wageningen Universiteit maakt onderdeel uit van het project ‘Koe bij het kalf op melkveebedrijven: gevolgen voor koe, kalf, veehouder en milieu’ en wordt gefinancierd door de onderzoeksschool WIAS (Wageningen Institute of Animal Sciences).