Nieuws
Een emissiearme graskuil oogsten in de praktijk
Het rantsoen is een belangrijke sleutel voor het verlagen van ammoniak- en methaanemissies. De graskuil neemt daar een groot deel van in. Via een 7-stappenplan werkt Netwerk Praktijkbedrijven aan het maken van een ideale, emissiearme kuil: de ‘Kuil van de Toekomst’. Netwerkdeelnemer Corné van Rees maakte voorafgaand aan het groeiseizoen samen met bedrijfsbegeleider Delian Kool zijn stappenplan voor de ‘Kuil van de Toekomst’. Lees hieronder zijn eerste ervaringen met deze strategie.
De deelnemers van Netwerk Praktijkbedrijven zijn dit seizoen begonnen om hun eigen ‘Kuil van de Toekomst’ te maken. Samen met hun bedrijfsbegeleider hebben ze eerst een plan van aanpak gemaakt. Door een emissiearme graskuil te oogsten en te conserveren werken ze aan de vierde basisstap van het routeplan.
De ‘Kuil van de Toekomst’ heeft een gunstig effect op zowel ammoniak- als methaanemissie, draagt bij aan een gezonde koe en een lage carbon footprint én zorgt voor een goede melkproductie. Door vooraf te bedenken aan welke voorwaarden de kuil moet voldoen en op welke uitgangspunten je wilt uitkomen, kun je daar op sturen via de bemesting, zorgvuldig in- en uitkuilen (oogsten), graslandmanagement en weidegang. Dat is het idee erachter. Vakmanschap dus.
Stappenplan
Deelnemer Corné van Rees (demonstratiebedrijf) uit Brandwijk (ZH) heeft dit seizoen zijn snedes tot nog toe volgens planning van het land weten te halen. De eerste snede werd op 8 mei gemaaid. Ondanks het soms minder goede weer lukt het Corné om het vooraf afgesproken ritme van 4 á 5 weken aan te houden. Dankzij die regelmaat wist de melkveehouder telkens een jong, fris gewas te oogsten met niet te veel structuur. Een jong gewas heeft meer celinhoud en minder celwanden wat zorgt voor een lagere NDF en een lagere methaanemissiefactor. Het is wel nodig om dit te combineren met een drogestofgehalte van minimaal 45 procent (zie kader onderaan dit artikel).
Corné vulde voorafgaand aan het groeiseizoen samen met zijn bedrijfsbegeleider Delian Kool het stappenplan in (zie tabel 1). In dit plan zijn de uitgangspunten voor de ideale kuilsamenstelling en voor de bemesting opgenomen. Vervolgens koos hij een gewenste datum voor de eerste snede, uiteraard met de flexibiliteit om hiervan af te wijken.
Bij het opstellen van het stappenplan voor van de Kuil van de Toekomst vult elke deelnemer eerst de gewenste waarden in voor droge stof-opbrengst en -percentage, NDF, OEB en het ruw eiwitgehalte. Bij de bemesting gaat het om de hoeveelheden aan te wenden dierlijke mest en kunstmest, en het bemestingssysteem. Per snede wordt vervolgens een eigen bemestingsplan gemaakt met als doel een groeizaam gewas te behouden en de vooraf gewenste waarden daadwerkelijk te kunnen oogsten.
Drie blokken
Corné vertelt over zijn aanpak voor de eerste snede: “Ik heb eerst ons land in drie blokken verdeeld en daarbij drie bemestingsregimes gekozen. Het eerste blok is voor de eerste beweiding, het tweede blok maaien we vroeg en het derde blok maaien we laat.”
Blok 1 is bemest met 25 m3 drijfmest en 80 kg KAS per ha, blok 2 met 35 m3 drijfmest en 100 kg KAS en blok 3 kreeg 35 m3 drijfmest en 120 kg KAS. Hij hanteert het systeem van roterend standweiden, samen met vroeg en laat maaien.
Voor elke opvolgende snede hield de melkveehouder circa vier weken aan. Hij heeft daar vorig jaar al goede ervaring mee opgedaan. “We hebben toen strak om de vier weken gemaaid. Dat leverde een kuil op met een lager NDF-percentage en een hogere verteerbaarheid. Dat zorgt voor minder methaanemissie.”
Eerste snede iets later
Corné had de eerste snede gepland voor begin mei, daar was de bemesting op afgestemd. “Eerst een stukje voor de weidende koeien uitmaaien en een paar dagen later de rest was het idee. Vanwege de regenval werd het iets later, op 8 mei was alles eraf.” Het was vanwege de natte bodem maar net aan te doen, vond hij. De bodemconditie was nog niet erg goed, maar er stond zoveel gras dat maaien wel nodig was
De melkveehouder streefde naar droog inkuilen om de ammoniak- en methaanemissiefactor te beperken en mikte op een drogestofgehalte van 50 procent. “Dat is gelukt. We hebben op woensdag 8 mei gemaaid, donderdag en vrijdag geschud en zaterdag het gras binnengehaald.”
Opvolgende snedes
Bij de opvolgende snedes is het risico op aarvorming en een hoger NDF-gehalte altijd groter. Het is daarom van belang dat de groei er goed in blijft en het gras van de stress niet in de aar schiet. Hierop heeft Corné zijn bemesting afgestemd. “De tweede, derde en vierde snede hebben we ook volgens planning kunnen maaien op 6 juni, 8 juli en 5 augustus. Daarover hadden we niet te klagen. Omdat de groei erin bleef zitten hebben we telkens jong bladrijk gras geoogst met weinig structuur. Ten aanzien van de methaanvorming is het dus redelijk goed gelukt.”
Het gras kreeg hij redelijk droog in de kuil met een drogestofgehalte van 45 à 50 procent. “Dat komt dicht in de buurt van het streefcijfer van 50 procent. Gezien de nattigheid is dat geen slecht resultaat.”
In beeld
Variatie in bemesting
Bij de derde snede bemestte hij met 25 m3 drijfmest en 100 kg KAS. Voor de vierde snede gebruikte Corné naast 20 m3 drijfmest in plaats van kunstmest ook 15 m3 mineralenconcentraat uit een mestverwerker. “Dit heb ik voor het eerst gebruikt en dat is goed bevallen. Dankzij de kali in deze mest houd je diep in de zomer ook voldoende groei in het gewas.”
De kracht van het concept Kuil van de Toekomst is de planmatige aanpak en het aanhouden van een strak maairegime, blijkt uit de ervaringen van Corné. “Je moet het weer wel meehebben, maar als je de regelmaat erin houdt dan lukt het om een emissiearmere kuil te maken.”
Wat is het optimale NDF-gehalte van de graskuil per DS%?
NDF geeft het gewicht aan celwanden in het ruwvoer aan. De globale vuistregel is: hoe minder NDF, hoe minder methaanproductie. Maar te laag is weer niet goed voor de penswerking en voerefficiëntie. Voor elke kuil geldt daarom een bepaald optimum. Om deze te bepalen kijkt de melkveehouder naar de volgende maatstaven (zie grafiek):
- Drogestofgehalte (% DS): wat optimaal is hangt af van het droge stofgehalte. Voor een lager NDF-gehalte moet de kuil droger zijn. De grafiek geeft het optimum (inclusief bandbreedte) aan voor 40% DS, 50% DS en 60 % DS.
- Aandeel snijmais in het rantsoen: dit heeft invloed op de gewenste NDF. De grafiek geeft op de X-as de samenstelling van het rantsoen, met een variatie van 0% tot 70% mais.
- Aantal groeidagen: In het voorjaar en zomer is het aantal groeidagen van het gras zowel van invloed op de grasopbrengst als de NDF. Voor de meest gunstige EF (EmissieFactor) methaan zoek je een optimum tussen die twee factoren.