Nieuws

Intensieve diergezondheidsmonitoring Koe en Eiwit van start

Gepubliceerd op
5 oktober 2022

Wat gaat eiwitverlaging naar 155RE in het rantsoen betekenen voor de diergezondheid? Wordt deze beter of juist minder en bij welke dieren is het effect het grootst; jongvee, droge koeien of melkvee? Komende 2 jaar gaan vijf dierenartsen binnen Koe en Eiwit bij 20 deelnemers de eventuele risico’s of verbeteringen in diergezondheid monitoren. De eerste bezoeken zijn al in september geweest.

Waarom intensieve diergezondheidsmonitoring?

Bij verlaging van het RE in het rantsoen verwachten veel melkveehouders een teruglopende melkproductie, verminderde weerstand en vruchtbaarheidsproblemen bij hun koeien. Een veelgehoorde zorg, volgens Axel van Ruitenbeek, trekker van de monitoringsgroep en als dierenarts en onderzoeker voeding & gezondheid van herkauwers verbonden aan Wageningen Livestock Research. “Die onrust over effecten op diergezondheid is vooral ontstaan naar aanleiding van de ‘tijdelijke regeling eiwitgehalte in het krachtvoer’ vanuit LNV in 2020, waarin normen werden genoemd voor maximale gehaltes RE in het krachtvoer. Het is dan ook niet meer dan logisch dat we in ons project, waarin het draait om een lager RE, de zorg om diergezondheid een plaats geven. En deze nauwlettend gaan monitoren. Overigens ging deze regeling uiteindelijk niet door.”

Doel van de monitoring

Bij de intensieve monitoring draait het vooral om signalering, niet om onderzoek. “We willen eventuele veranderingen signaleren bij bedrijven die naar 155RE bewegen op bedrijfsniveau. Op basis van die signalen inventariseren we de mogelijke risico’s en perspectieven van een rantsoen van 155RE. In het leven van een koe zijn er verschillende transitieperiodes waarin de rol van eiwit heel belangrijk is. Wat doet het eiwit in welke periode, waar wordt het voor gebruikt? En, als er te weinig is, (hoe) kan een koe dat dan compenseren? Een tekort kan leiden tot problemen, maar een verlaging leidt niet automatisch tot een tekort. In de praktijk, bij de 20 bedrijven die we hebben geselecteerd vervullen we dus een signalerende rol, maar gaan niet op de stoel zitten van de eigen dierenarts van de deelnemers.“

Werving en selectie deelnemers

Aan de monitoringsgroep doen 20 geselecteerde bedrijven mee. “Voorwaarde voor selectie was dat de bedrijven een nauwkeurige dierziekteadministratie bijhouden, meer dan 70 melkkoeien hebben en een productieniveau van meer dan 8.000 kg melk. Daarnaast moesten ze eigen jongveeopfok hebben en deelnemen aan de Melkproductieregistratie (MPR). Bij de deelnemers worden gedurende twee jaar alle gezondheidsafwijkingen en behandelingen bijgehouden bij alle diergroepen en elk individueel dier, inclusief de reden. Daar moet je dus echt tijd en aandacht aan willen besteden. Elk half jaar (in september en maart) vindt er een uitgebreide bedrijfsinspectie plaats door de projectdierenarts. Daarmee worden risicofactoren voor de diergezondheid in kaart gebracht. Er is speciale aandacht voor verse koeien en de opfok en gezondheid van het jongvee. Bij de selectie hanteerden we ook het criterium van 6-7 bedrijven per grondsoort (klei, veen en zand), en per grondsoort een evenwichtige verdeling van het RE-gehalte in het rantsoen uit de KringloopWijzer van 2020. Maar ook uit elke groep minimaal één deelnemer. Al met al waren er meer geschikte kandidaten voor de intensieve monitoring dan we nodig hadden.”

Werving en selectie dierenartsen

De vijf deelnemende dierenartsen zijn geworven uit het netwerk Kernpraktijken en vertegenwoordigen verschillende dierenartspraktijken. De dierenartsen zijn geselecteerd op hun expertise en vanwege hun interesse in en kennis van voeding. Als voorbereiding op hun eerste bedrijfsbezoek hebben de dierenartsen eind juli een trainingsdag gevolgd. Gericht op een uniforme aanpak, waarbij de beoordelingen door iedereen op eenzelfde manier worden doorlopen. Zodat scores vergelijkbaar zijn. In september vonden de eerste bedrijfsbezoeken plaats.

Algemene monitoring

Behalve de intensieve monitoring van 20 bedrijven zal gedurende het project ook algemene monitoring plaatsvinden van alle deelnemende 153 bedrijven aan Koe en Eiwit. Dit gebeurt aan de hand van de jaarlijkse Koemonitor, beschikbare MPR-uitslagen en een halfjaarlijkse enquête.

(v.l.n.r. Dierenartsen Eric Otten, Karla Westerman, Betsie Krattley, Sebastian Claessens, Axel van Ruitenbeek. Ontbrekend op de foto: Kees-Jan Oosterhuis).

Initiatief en uitvoering

Initiatiefnemer voor deze pilot is de werkgroep ‘Stikstof en Veevoer’, samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). ‘Stikstof en Veevoer’ bestaat uit LTO, NAJK, Biohuis, BoerenNatuur, Netwerk GRONDig, Nevedi, Rabobank en NZO. Tijdens de praktijkpilot zal de werkgroep als begeleidingscommissie fungeren. Financiering komt van het ministerie van LNV en de uitvoering is in handen van een deskundig team onder leiding van Paul Galama van Wageningen Livestock Research, waarbij samenwerking wordt gezocht met veevoerleveranciers, adviseurs en dierenartsen.

Bron: Koe en Eiwit