Nieuws

Bodemvruchtbaarheid is weinig veranderd

Gepubliceerd op
8 mei 2014

Omdat het bemestingsbeleid sinds 2000 sterk is gewijzigd zijn de gevolgen voor bodemvruchtbaarheid en voederwaardekwaliteit onderzocht. Het blijkt dat de bodemvruchtbaarheid weinig is veranderd. Wel zijn de ruweiwit- en P-gehalten in gras in alle regio’s sterk gedaald.

Met gebruikmaking van gegevens van het reguliere grond- en gewasonderzoek van BLGG AgroXpertus is voor de periode 2000-2012 per grondsoort en per LEI-gebied de verandering in bodemvruchtbaarheid en voederwaardekwaliteit in beeld gebracht. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Productschap Zuivel.

Aanpak

In de studie zijn per grondsoort op landelijk niveau en per LEI-gebied de volgende bodemparameters meegenomen: P-PAE (beschikbaar vanaf 2006), P-AL, N-totaal, organische stofgehalte, CN–quotiënt en pH. Voor Nederland als geheel en per LEI-gebied zijn voor graskuil het fosforgehalte, ruw eiwitgehalte (RE), ruwe celstof (RC) en verteerbaarheidscoëfficiënt organische stof (VCOS) gepresenteerd. Per parameter is gewerkt op basis van gemiddelde per jaar voor een regio en of grondsoort. Er is nagegaan of er sprake is van een significante trend over de jaren.

Belangrijkste conclusies

  • De gemiddelde fosfaattoestand, op basis van zowel P-AL als P-PAE, is te classificeren als ruim voldoende tot hoog.
  • In alle LEI-gebieden is een negatieve trend in direct beschikbaar P zoals gemeten met P-PAE. Deze trend is door de relatief klein aantal datapunten (2006-2012) en de spreiding tussen deze punten niet significant. De afname is wel significant voor de grondsoorten kleiig veen en lössgrond.   
  • In contrast met de dalende trend in direct beschikbaar P, laat het gemiddelde totaal beschikbaar P, zoals gemeten met P-AL in 9 van de 14 LEI-gebieden een significant stijgende trend zien. De trend is positief voor de grondsoorten zeeklei, rivierklei, maasklei, veen en lössgrond. Voor de dekzanden, dalgronden en kleiig veen blijft P-AL onveranderd.
  • Het gemiddelde P-gehalte in de graskuil is in 9 van de 14 LEI-gebieden significant gedaald met 0,4 g/kg ds tot 4,1 g/kg ds. In 5 gebieden is het gemiddelde P-gehalte (4,5 g/kg ds) niet veranderd.
  • Er is een dalende trend in ruw-eiwitgehalte van de graskuil in alle 14 LEI-gebieden. Gemiddeld is het ruweiwitgehalte met 23 g RE/kg ds gedaald en bedraagt nu gemiddeld 152 g RE/kg ds.
  • Zowel het gemiddelde organische stofgehalte, N-totaalgehalte als CN-quotiënt blijven onveranderd. Uitzondering zijn een afname in organische stof- en N-totaalgehalte en toename in CN in de zeeklei van het LEI-gebied ‘IJsselmeerpolders’ en een toename in organische stofgehalte in de zeeklei van LEI-gebied ‘Waterland en Droogmakerijen’.