Nieuws

Verminder de uitstoot van broeikasgassen

Gepubliceerd op
14 januari 2019

De veehouderij is verantwoordelijk voor ongeveer 14% van de broeikasgasuitstoot. Wereldwijd ligt er een opdracht om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het doel is om deze uitstoot in totaal met 49% te reduceren in 2030 ten opzichte van 1990. Dit betekent voor de veehouderij een reductie van 3,5 megaton CO2-eq. Er zijn verschillende maatregelen die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Goed vakmanschap is hierbij essentieel.

Op een melkveebedrijf zijn broeikasgassen in te delen in twee groepen:

  • Off-Farm; dit zijn broeikasgassen die niet ontstaan op het bedrijf zelf, maar die in principe aangevoerd worden door de aankoop van kunstmest, krachtvoer, krachtvoervervangers e.d.
  • On-Farm; dit zijn broeikasgassen die onstaan op het bedrijf zelf bij het vee, voederwinning, bemesting e.d.

Toepassen van reductiemaatregelen

Op het bedrijf (on-farm) zijn er verschillende maatregelen toe te passen. Zoals alert zijn op het energiegebruik. Hiermee verminder je niet alleen de uitstoot van CO2, maar ontvang je bovendien een lagere energierekening Daarnaast bestaat de mogelijkheid om zelf energie op te wekken door de aanschaf van zonnepanelen of windmolens. Deze energie mag op het eigen bedrijf gebruikt worden en in minder gebracht worden op het verbruikte CO2. 

Minder mest in de mestopslag bespaart lachgas.Optimale inzet van mest is wenselijk. Op veenbodems kan de uitstoot van lachgas beperkt worden door o.a. de bodemdaling te beperken. Een hoger slootpeil (als dat kan) en onderwaterdrainage bieden mogelijkheden.

Methaan is complex en wordt momenteel nog veel onderzoek naar gedaan. In de huidige rekenmethodiek van grammen CO2-equivalenten per kilogram melk is een hoge voerefficiëntie van belang, wat op veel bedrijven niet een eenvoudige route is en/ of wordt. Hoe hoger het aandeel (natuur)gras, hoe lastiger dat in praktijk wordt.

Overzicht van maatregelen

Samengevat leiden de volgende maatregelen tot resultaat.

  • Verlaag afkalfleeftijd van vaarzen naar 24 maanden.
  • Verhoog de levensduur van de veestapel. Hierdoor is er minder jongvee nodig.
  • Verhogen voer efficiëntie door goede melkproductie per koe met meer eigen ruwvoer en minder krachtvoer.
  • Voorkom broei in de kuilen.
  • Verlaag RE in rantsoen (laag RE in aankoop).
  • Zoveel mogelijk blijvend grasland zorgt voor vastlegging van organische stof. 
  • Goede grasopbrengst met minder kunstmest.
  • Meer weiden zorgt voor minder mest in opslag en minder machinewerk.
  • Gras-klaver mengsels telen (op klei- en zandgrond).

Uiteindelijk zijn al deze maatregelen een invulling van verdere optimalisering van de bedrijfsvoering. Dit kan ook leiden tot lagere kosten en een beter bedrijfsresultaat. 

Hoe onstaan en wat zijn broeikasgassen?

Er bestaat vaak een spraakverwarring rondom broeikasgassen en CO2 uitstoot. Broeikasgassen bestaan uit: CO2, CH4 (methaan) en N2O (lachgas). De rekenwaarde is CO2-equivalenten en dat is als volgt verdeeld:

  • 1 kg CO2 is 1 kg CO2eq
  • 1 kg CH4 is 34 kg CO2eq 
  • 1 kg N2O is 298 kg CO2eq

In de veehouderij heeft methaan de grootste invloed. Methaan ontstaat uit pensvertering (75-80 %) en uit de mestopslag (20-25%). Lachgas verdwijnt uit de bodem (vooral veengrond, 80%) en mestopslag (20%). CO2 ontstaat vooral bij verbruik van elektra, gas en diesel. De globale verdeling van de CO2-equivalenten is als volgt:

  • CO2 : 8% electra, gas en diesel
  • CH4 : 67% pens, mestopslag, bemesting 
  • N2O : 25% bodem, mestopslag, bemesting

In de melkveehouderij wordt de broeikasgasuitstoot uitgedrukt in grammen CO2-equivalenten per kg melk. 

Op een melkveebedrijf worden de broeikasgassen verdeeld in het deel dat toegerekend wordt aan aankopen van kunstmest, krachtvoer, bijproducten e.d., dit is het off-farm deel. Het andere deel bestaat uit de broeikasgassen die op het bedrijf zelf ontstaan bij het vee, voederwinning, bemesting e.d., dit is het on-farm deel.