Nieuws
Constant laag melkureum: uitdaging of gewoonte?
Voor Vof De Vries uit Stolwijk, Koeien & Kansen bedrijf op veengrond, is het realiseren van een constant laag melkureum geen uitdaging meer, maar eerder een vanzelfsprekendheid. De afgelopen 3 kalenderjaren was het gemiddelde melkureum rond de 15. In 2024 kwam het uit op 14,6 en voor 2025 is het voortschrijdende gemiddelde 13,9.
Dat roept vragen op: kun je wel goed melken met zulke lage waarden? Blijven de gehalten dan niet achter? Moet er wat meer eiwit in het rantsoen? Voor vader en zoon de Vries is het melkureum juist één van de eerste getallen waarnaar gekeken wordt, naast de melkproductie zelf. Het past binnen hun heldere visie op efficiëntie en benutting van stikstof.
Geen BEX-voordeel, toch goed bezig
Opvallend is dat het bedrijf ondanks het lage melkureum geen BEX-voordeel voor stikstof behaalt. Het laatste jaar waarin dat nog lukt was 2012, met een gemiddeld melkureum van 21 en een ruw eiwitgehalte van 160 gram per kilo droge stof in het rantsoen.
Het jaar 2015 was het laatste jaar dat het ureum een “2” voorop had, namelijk 20. Daarna ging het naar 17 en zachtjes aan elk jaar lager.
Sommigen menen dat je zonder BEX-voordeel jezelf tekortdoet. Maar dat is een misvatting. Een laag melkureum betekent namelijk wel direct een lager forfaitair stikstofoverschot per dier. Dat is al winst aan de voorkant. In de periode van 11 jaar is het gemiddelde RE gehalte van het rantsoen gedaald van 16% naar 15%. Maar het belangrijkste punt is hoe de stikstof door de dieren is benut. En dan wel bij de hele veestapel. In 2014 lag die nog op 24,4%. Nu is dat gestegen naar 29,0%. Dat betekent dat van elke 100 kg stikstof in het rantsoen, er nu 4,6 procentpunt méér benut wordt dan toen. Een forse verbetering, gerealiseerd over meerdere jaren.
Hoe bereik je dat?
Dat doe je niet zomaar. Het begint met duidelijke doelen en een consequente aanpak:
- Welk niveau wil ik dit jaar bereiken?
- Hoe ziet ons jaarrantsoen eruit?
- Wel weiden, zo ja, hoeveel? Vers gras op stal voeren?
- Hoeveel mais in rantsoen en wanneer doen we dat dan? Welke kuilkwaliteit willen we daar dan bij hebben in de winter en in de zomerperiode?
Deze thema’s worden bij VOF De Vries al jarenlang planmatig aangepakt. Met die doelstellingen heb je vervolgens ook de gewasopbrengst die je wilt halen en hoeveel je kunt en wilt bemesten?
Al jaren is Vof de Vries aan het plannen en monitoren op deze doelen, zodat ze binnen handbereik blijven. Hun kuilen bevatten een gemiddeld RE van ca. 160-165 gram per kg droge stof. Blijft de NH3-fractie beperkt tot 7 en wordt er in de zomer meer mais gevoerd dan in de winter. Weidengang is geen discussie. Zo veel als mogelijk, mits het grasaanbod dit toelaat. Zo niet dan komt er op stal vers gras bij in de nazomer en gaat de graskuil dicht.
Eigen eiwit benutten
De focus ligt op zo veel mogelijk DVE en zo min mogelijk OEB. Dat begint al bij het maaien en inkuilen: bewust niet te rijk te bemesten en zorgen voor een droge stofgehalte boven de 40%.
Het aanvullende krachtvoer bevat al jaren een OEB van 0 of zelfs negatief, en is vooral rijk aan energie. Hierdoor wordt er relatief weinig eiwit aangekocht: het beste eiwit DVE teel je tenslotte zelf, en het liefst voer je dat in verste vorm aan de koe.
Overbemesting wordt vermeden om te veel OEB in vers gras te voorkomen. Er wordt vloeibare ureum als meststof gebruikt en de stikstofgift wordt tijdig afgebouwd. Zo blijft het RE-gehalte in najaarsgras nog bruikbaar, vooral in combinatie met snijmais en droge pulp.
Niet simpel, wel haalbaar
Is het makkelijk? Zeker niet. Maar door er consequent te werken en doelgericht te plannen, houd je als ondernemer de touwtjes zelf in handen. Elke 3 dagen komen er weer nieuwe gegevens binnen rondom de productie en melkkwaliteit, waardoor er snel bijgestuurd kan worden. Er hoeft dus niet gewacht te worden op een voerweek of een jaaruitdraai van KringloopWijzer.
Grenzen verleggen
De sleutel? Durf je eigen grenzen te verleggen. Door ervaring leer je wat mogelijk is en dat blijkt vaak meer dan je had gedacht.
Eigenlijk is dat bijna 19% meer benutting. Namelijk het verschil tussen 24.4 en 29. De eenheid van beide getallen is wel %, maar het verschil is bijna 19%. Dus eigenlijk 4.6 procenpunt meer. Dat is 19% hogere benutting.