Nieuws

Palet aan maatregelen die impact van afbouw derogatie gedeeltelijk opvangen

Gepubliceerd op
24 april 2023

De stapsgewijze afbouw van de derogatie naar 170 kg stikstof dierlijk per hectare in 2026 is voor veel melkveehouders nog nauwelijks te begrijpen. Dit besluit heeft een grote financiële impact op de melkveehouderij, maar in het bijzonder voor Koeien & Kansen veehouder Johan Dekker in Zeewolde.

Als deelnemer aan de BES-pilot heeft hij de afgelopen jaren met meer mest kunnen werken dan de 250 kg N. Nu staat hij voor de vraag hoe hij hierop het kan anticiperen binnen zijn bedrijf. Samen met zijn adviseur heeft hij een aantal overwegingen op een rij gezet.

BES-pilot diende meerdere doelen

Het productievermogen van de vruchtbare kleigrond in de Flevopolder is in de basis hoog en zeker bij goed management. Grasopbrengsten van netto ruim 14 ton droge stof onttrekken veel stikstof en fosfaat aan de bodem, waardoor Dekker meer dierlijke mest verantwoord in kon zetten tot het niveau van fosfaatevenwichtsbemesting. In de periode 2015 – 2022 is in de BES-pilot gemiddeld 330 kg N uit dierlijke mest aangewend door Johan met een bedrijfsspecifieke stikstofbemesting uit kunstmest. De verkenning naar verantwoord gebruik van meer mest in plaats van kunstmest was het doel in deze BES-pilot.

Gezien de waterkwaliteitsopgave die Flevoland heeft was dit ook verantwoord. In de studie uitgevoerd door WUR in het kader van het NPLG bleek voor de kwaliteit van het grondwater geen opgave en voor het oppervlaktewater is een reductie van -3% stikstof noodzakelijk. Daarentegen ligt er wel een opgave voor de vastlegging van koolstof van 0,05 Mton CO2 / jaar. Grasland organisch bemest draagt bij aan beide doelen.

Extra kosten

Afgezien van het te verwachte effect van een lagere gewasproductie, aangezien dierlijke mest zoveel meer bevat dan alleen N, P en K, krijgt Dekker in de toekomst te maken met de meerkosten voor de afzet van mest en de aankoop van kunstmest. De kosten zijn berekend op basis van de huidige prijzen van mestafzet en kunstmest. Deze zijn respectievelijk berekend op € 25.000 en € 10.000. In de kunstmestkosten zijn kosten voor fosfaatkunstmest meegenomen. In de afbouwjaren van de derogatie is fosfaatevenwichtsbemesting niet mogelijk. De totale kosten komen uit op € 35.000. Dat is voor dit bedrijf met een bedrijfsomvang van 1,7 miljoen liter melk een extra kostenpost van 2 cent per kilogram melk.

Meer melk

Bij een kostverhoging wordt over het algemeen het vergroten van de omzet als bedrijfsstrategie toegepast. Dat betekent in de praktijk meer melk. De stalruimte en NB-vergunning bieden de mogelijkheid om dit te overwegen. Per 100.000 kg melk met een geprognotiseerde marge van ca. 5 ct per kg melk is er € 5.000 extra marge te realiseren.

Wisselbouw

Het grondgebruik is 100% gras/klaver geweest. De graslandvernieuwing bij Dekker is gekoppeld aan de verhuurde hectares voor de tulpenbollen, deze beslaat ongeveer 1/7 van het areaal. Het vergroten van de verhuurde oppervlakte kan een overweging zijn, wanneer de verhuuropbrengst per ha hoger uitvallen in vergelijking met de aankoop van voer van die hectare. Gras als rustgewas in een bouwplan met hoge saldo gewassen is dan een optie. Gemiddeld per hectare moet er wel € 500 tussen kunnen zitten. Aan de verhuur kan dan gelijk een mestafname garantie worden gekoppeld. Ruilen in plaats van verhuren is ook het overwegen waard, wanneer Dekker dit in zijn directe omgeving kan realiseren.

Minder beweiden

Kiezen voor meer wisselbouw heeft consequenties voor de beweidingsruimte. Deze zal moeten inkrimpen. Het beweiden komt ook los van de eventuele implementatie van meer wisselbouw onder druk te staan. Om voldoende mest te kunnen afvoeren moet veel mest in de stal worden geproduceerd.

Mais in plaats van gras

Mais wordt geteeld met een lagere kunstmeststikstofbemesting dan gras. De overige teeltkosten zijn in een wisselbouwsysteem vergelijkbaar. Daarbij is de opbrengst in KVEM van een hectare mais hoger. Zo zit mais op 17.300 KVEM, terwijl gras uitkomt op een opbrengst van 10.600 KVEM. Voor gras is met een lagere opbrengst gerekend ten opzichte van de huidige opbrengst in verband met het lagere organische bemestingsniveau. Daar staat tegenover dat de ruw eiwitopbrengst van gras circa 1.900 kg is en bij mais ligt op 1.400 kg. Met de huidige energie- en eiwitprijzen is de teelt van mais gunstiger. Een lastige bijkomstigheid is de aankoop van kwalitatief goed gras in de markt.

Eiwitgewas

Gesubsidieerde eiwitproductie via het GLB kan worden ingevuld met de teelt van bijvoorbeeld luzerne, waarbij er gespaard kan worden op de kunstmestkosten. Deze vlinderbloemige kan op de kalkrijke poldergrond goed produceren in een wisselbouwsysteem. Met luzerneteelt als eco-activiteit is een goud score mogelijk in het nieuwe GLB.

Landbouwakkoord

Kortom, Dekker heeft de beschikking over een redelijk pallet aan mogelijkheden om de impact van de afschaf van de derogatie te verkleinen. Er zijn verschillende afwegingen mogelijk, waarbij wel rekening gehouden moet worden met de afspraken die gemaakt gaan worden in het Landbouwakkoord met betrekking tot grondgebondenheid en het mestbeleid. Het neemt niet weg dat de nieuwe realiteit, geen derogatie, averechts werkt op een aantal andere duurzaamheidsdoelen die we in de melkveehouderij met elkaar hebben afgesproken.