Nieuws

Broeikasgasuitstoot bij rundvlees- en lederproductiesystemen

Gepubliceerd op
2 september 2022

De European Roundtable for Beef Sustainability (Europese Ronde Tafel voor Duurzaam Rundvlees) heeft Wageningen University & Research opdracht gegeven een literatuuronderzoek naar de milieu-impact van rundvlees- en lederproductiesystemen in Europa uit te voeren. Het literatuuronderzoek was bedoeld om de variatie in de CO2-voetafdrukken op de rundvlees- en lederproductie te bestuderen. Het helpt bij het begrijpen van de milieu-impact van verschillende rundvleesproductiesystemen en zo ook bij het bepalen van de mogelijkheden voor verbetering.

Het literatuuronderzoek naar de rundvleesindustrie maakte deel uit van een overkoepelend project in opdracht van de Werkgroep Zuivel van het Sustainable Agriculture Initiative Platform (SAI Platform) en de European Roundtable for Beef Sustainability om een overzicht te maken van de opties voor het terugdringen van broeikasgasuitstoot bij de productie van rundvlees en zuivel, en de mate van implementatie van deze opties.

Variatie in gerapporteerde broeikasgasuitstoot bij rundvleesproductie

De beoordeling toonde een grote variatie in de gerapporteerde broeikasgasuitstoot bij rundvleesproductie. Verschillende factoren (bijv. intensieve of extensieve systemen, de herkomst van kalveren, biologische of niet-biologische veehouderijsystemen, voedingssamenstelling, diersoort, lokale of regionale socio-economische en marktomgeving) en ook verschillende methodekeuzes spelen een rol in de verschillen in de gerapporteerde CO2-voetafdruk van rundvlees in Europa.

De belangrijkste veroorzakers van broeikasgasuitstoot voor rundvleesproductie

Op basis van de schatting van de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (de FAO), van 4,6 gigaton (Gt) CO2eq per jaar uitstoot door de veehouderij was 2,5 Gt CO2eq per jaar afkomstig van rundvee. De belangrijkste bronnen van broeikasgasuitstoot in de rundvleessector zijn de voerproductie (51% van de uitstoot in de sector) en enterische fermentatie (43% van de uitstoot). De opslag en verwerking van mest (in totaal ongeveer 5% van de sectoruitstoot) en andere activiteiten buiten en na het boerderijtraject, waaronder transport (ongeveer 1% van de totale uitstoot), zijn de andere belangrijke bronnen van broeikasgasuitstoot in rundvleesproductiesystemen.

Toegepaste methode en aanpak

Voor het literatuuronderzoek is het belangrijk dat de vergelijking wordt gemaakt met resultaten die op dezelfde methodologie of aanpak zijn gebaseerd. Bij het onderzoek werden studies gebruikt waarbij LCA-methodologie en IPCC-emissierichtlijnen waren toegepast. Afhankelijk van het doel kunnen verschillende functie-eenheden (FE's), waaronder kilogram levend gewicht, karkasgewicht, eetbaar rundvlees of eiwitgehalte, worden gebruikt voor de levenscyclusanalyse (LCA) van de rundvleesproductie. In dit onderzoek werd één kilogram karkasgewicht gedefinieerd als de belangrijkste FE; alle resultaten werden bijgewerkt op basis van de deze FE. Vanwege het grote aantal variaties voor de post-boerderijstadia (bijv. transport van levende dieren, slachting en verwerking, marktgang) was het systeem beperkt vanaf de geboorte tot aan de poort van de boerderij. Voor de milieu-impact van de lederproductie werd ook de attributionele LCA-aanpak toegepast. Van de twee meest voorkomende FE's (kilogram gewicht en m2 afgewerkt leer) die in eerdere studies waren toegepast werd m2 gebruikt als de belangrijkste FE.

Vergelijking van rundvleesproductiesystemen

Uit de verschillende rundvleesproductiesystemen (bijv. intensieve of extensieve systemen, de herkomst van kalveren, biologische of niet-biologische veehouderijsystemen, voedingssamenstelling, diersoort, lokale of regionale socio-economische en marktcontext) werden drie classificaties gedefinieerd:

  • Herkomst van de kalveren; inclusief systemen op basis van melk- en zoogkoeien. In de melkveehouderij worden de overtollige mannelijke kalveren gescheiden van de melkkoeien; zij worden vetgemest en voor consumptie verwerkt. In een zoogdiersysteem komt het rundvlees van de zoogkoeien en hun nakomelingen.
  • Rantsoensamenstelling; inclusief krachtvoer (een rantsoen met een gemiddeld aandeel van ten minste 50% krachtvoer en graangewassen) en op ruwvoer gebaseerde rantsoen (minder dan 50% krachtvoer in het rantsoen).
  • Productiemethode; inclusief biologische en niet-biologische rundvleesproductiesystemen.

In de 60 wetenschappelijke publicaties die werden bestudeerd zijn 21 onderzoeken gevonden die aan de gedefinieerde criteria voldeden. Onze literatuurscan toonde aan dat er hogere broeikasgasuitstoot per kilogram karkas golden bij zoogdiersystemen, in vergelijking met melkveesystemen. In een melkveesysteem worden de emissies die verband houden met onderhoud van de melkkoeien aan beide producten (melk en vlees) toegewezen, terwijl bij een zoogdiersysteem de uitstoot alleen aan vlees wordt toegeschreven. De uitstoot van broeikasgassen door biologische boerderijen was vrijwel gelijk aan die van niet-biologische boerderijen. De gemiddelde uitstoot van broeikasgassen door biologische boerderijen in Europa was echter iets lager dan die van niet-biologische boerderijen, als gevolg van minder broeikasgasuitstoot bij de productie van diervoeder. Vanwege de variatie in gerapporteerde CO2-voetafdrukken was het verschil tussen biologische en niet-biologische boerderijen niet statisch afwijkend voor wat betreft uitstoot van broeikasgassen. De vergelijking van krachtvoerrantsoenen en op ruwvoer gebaseerde rantsoenen liet een lagere uitstoot van broeikasgassen bij krachtvoerrantsoenen zien. De grotere enterische methaanvorming bij de vertering van ruwvoer en het lagere groeitempo (langer aanhouden) van kalveren bij ruwvoersystemen kunnen redenen zijn voor de hogere broeikasgasuitstoot bij op ruwvoer gebaseerde rantsoenen in vergelijking met krachtvoerrantsoenen. Door een beter voedingsmanagement toe te passen om het groeitempo in een ruwvoersysteem te versnellen en te verschuiven van laagproductieve graslanden naar hoogproductieve graslanden, wordt de CO2-voetafdruk van grasgevoed of grazend rundvee verminderd.

Mogelijkheden voor het verminderen van broeikasgassen in rundvleesproductie

Uit het literatuuronderzoek bleek dat er veel mogelijkheden waren om de uitstoot van broeikasgassen in rundvleesproductiesystemen terug te dringen. Bij melkvee- en op krachtvoer gebaseerde systemen is een grote reductie van de uitstoot van broeikasgassen waargenomen. Er moet echter rekening worden gehouden met de verschillen tussen diervoeder- en levensmiddelenproductie wanneer een krachtvoersysteem wordt aanbevolen. Naast het veranderen van het productiesysteem kunnen bepaalde specifieke strategieën worden overwogen, waaronder i) het verhogen van de productie-efficiëntie door verschillende voedingsgroepen toe te passen (op basis van de voedingsbehoefte van dieren), ii) het terugdringen van overvoeding door aanvoer van vezelrijker ruwvoer (in het geval van kruisingen van melkvee en vleesvee t neemt in een kudde de voederefficiëntie toe), iii) het verminderen van het aantal onproductieve dieren en iv) het wijzigen van het rantsoen (bijv. gebruik van toevoegingen en supplementen bij het voer, vermindering van de stikstofuitscheiding door optimalisering van het stikstofgehalte in de voeding).

Literatuuronderzoek voor lederproductie

De literatuurscan toonde een grote variatie door methodologische verschillen (bijv. systeemgrens en FE), kwaliteit van het product en uiteindelijk gebruik van het lederen eindproduct. De gemiddelde CO2-voetafdruk in de beoordeelde publicaties was 24,6 kg CO2eq per m2 lederen eindproduct, variërend van 7,75 tot 53,7 kg CO2eq per m2 lederen eindproduct. De aanvoer van energie en chemicaliën leverde de grootste bijdrage aan de totale broeikasgasuitstoot van de lederproductie. Oudere productiesystemen hadden een grotere milieu-impact dan de productiesystemen met nieuwe technologieën; het toepassen van nieuwe technologie werd dan ook genoemd als de belangrijkste strategie om de CO2-voetafdruk van de lederproductie te verminderen.