Nieuws

Zoeken naar manieren om emissiearm ruwvoer te oogsten

Gepubliceerd op
8 juli 2022

De kwaliteit van ruwvoer is van belang om de emissie van broeikasgassen uit de landbouw te verlagen. Dit blijkt uit eerder onderzoek. Om de gevraagde reductie van 30% te realiseren kijken onderzoekers van Wageningen Livestock Research nu binnen het project Koeien & Kansen naar de impact van ruwvoerkwaliteit op de methaan- en ammoniakemissie uit de melkveehouderij. Dit doen ze door te onderzoeken wat het effect is van het eerder oogsten van gras en het later oogsten van snijmaïs op de methaanemissie. Leidt dit tot een lagere methaanemissie? En heeft dit van effect op de ammoniakemissie?

Emissiearme ruwvoeders

Uit eerder onderzoek blijkt dat de methaanemissie niet voldoende kan verminderen met maatregelen voor alleen het niet-ruwvoerdeel. Een gemiddeld Nederlands rantsoen voor melkkoeien bestaat, uitgedrukt in droge-stofgehalte, voor 60-70% uit ruwvoeders. Ook 60-70% van de methaanemissie door fermentatie in de pens is afkomstig van ruwvoeders. Echter, onder melkveehouders is het nog niet gebruikelijk om te sturen op de methaanemissie uit ruwvoeders. Daarom onderzoekt Wageningen Livestock Research in het project Koeien & Kansen of boeren de emissie kunnen verlagen via sturing op de kwaliteit van ruwvoeders. Het betreft de impact van vers gras (weiden en zomerstalvoedering) op de emissies en de impact van het oogstmoment van de twee belangrijkste ruwvoeders (graskuil en snijmaiskuil) op de methaanemissie.

Lees meer over het onderzoek naar vers gras

Aangepaste oogstdatum

Binnen Koeien & Kansen wordt onderzocht of aanpassing van het oogstmoment de emissie uit kuilvoer kan verminderen. In dit onderzoek wordt gras eerder gemaaid en snijmaïs later geoogst. De huidige modellen baseren de methaanemissie van graskuil grotendeels op het NDF-gehalte, dat lager is wanneer gras eerder wordt gemaaid. Voor snijmaïskuil is naast het NDF-gehalte ook het zetmeelgehalte van belang, dat hoger is bij latere oogst. Aan de proef werken vijf Koeien & Kansen-bedrijven mee. Op die bedrijven wordt de helft van een perceel op het normale tijdstip geoogst; de andere helft wordt op een aangepast moment geoogst. De normale en aangepaste oogst worden in aparte balen geperst, waarna de emissie van deze kuilvoeders op Dairy Campus onderzocht zal worden. De onderzoekers meten daar de methaanemissie en bekijken de afbraak van de kuilen in de pens.

Handelingsperspectief

De nu gebruikelijke kengetallen voor ruwvoerkwaliteit geven de veehouder onvoldoende informatie om gericht te sturen op een emissiearme kuil. Met dit project onderzoekt het project samen met Eurofins of er aanvullende ‘emissie-kengetallen’ voor ruwvoerkwaliteit beschikbaar gemaakt kunnen worden. Vervolgens wordt onderzocht hoe de teelt en oogst aangepast kunnen worden om te sturen op de nieuw gedefinieerde ruwvoerkwaliteit. Met de resultaten van deze proef hopen de onderzoekers melkveehouders streefwaarden en handvatten te bieden voor het telen en oogsten van emissiearm ruwvoer. Daarnaast kunnen deze metingen de huidige modelberekeningen verbeteren, waardoor de methaanemissie van graskuil en snijmaïskuil preciezer kan worden geschat. De eerste resultaten van dit onderzoek worden begin volgend jaar verwacht.

Dit onderzoek maakt deel uit van de programmatische aanpak 'Integraal Aanpakken' (2020-2030) als onderdeel van het LNV-Klimaatbeleid, gefinancierd door het ministerie van LNV.