Nieuws

Koeien & Kansen-deelnemer heroverweegt derogatie

Gepubliceerd op
22 oktober 2018

Veehouder Mark Pijnenborg heeft in 2018 besloten om niet meer deel te nemen aan de derogatie, omdat de voordelen voor zijn bedrijfsvoering niet meer opwogen tegen de nadelen. Binnen de derogatie mocht het bedrijf 230 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest toepassen. Nu het bedrijf niet meer deelneemt is dit verlaagd naar 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare. Zijn eerste jaar zonder derogatie: Wat betekent dat voor de bedrijfsvoering van deze ondernemer?

Door het aankopen van grond is het bedrijf extensiever geworden, waardoor het voor Mark Pijnenborg  steeds moeilijker was om een zinvolle besteding te vinden voor het binnen de derogatie voorgeschreven percentage gras (80%) in het bouwplan. Elk jaar werd het ingewikkelder om een  bouwplan samen te stellen, waarbij hij voldeed aan de derogatie-eisen. Om binnen deze eisen te blijven, heeft hij afgelopen jaren grond verhuurd aan akkerbouwers in combinatie met mestafzet. Maar het langdurig verpachten van grond via het afsluiten van eenjarige pachtcontracten met akkerbouwers kan leiden tot een verschuiving van de grond van box 1 naar box 3.  Dit is fiscaal niet aantrekkelijk voor deze ondernemer.

Bouwplan 2018 zonder derogatie
Teelt hectares
Grasland 30,19
Mais 6,36
Veldbonen 4,50
Lelies 4 (deelteelt)
Aardappelen 8,91 (deelteelt)
Verpacht voor suikerbieten 9
Totaal 63 hectare

Situatie met derogatie en zonder derogatie

Indien dit bedrijf in de derogatie gebleven zou zijn dan is ‘meestal’ het aanwezige grasland leidend voor de 80% eis. Het bouwplan zou dan bestaan uit 30,19 hectare grasland en 6,36 hectare mais. Dit zou gevolgen hebben voor de mestplaatsing. Hierbij is stikstof dierlijke mest leidend. Dit zou voor Pijnenborg betekenen dat hij 17,5 hectare extra dient te verpachten met behoud van mestplaatsing.

De totale plaatsingsruimte zonder derogatie is 54  X 170  = 9.180 kg N-dierlijk. Plaatsingsruimte met derogatie plus afzet eigen grond is  36,5 X 230 plus 17,5 X 170 = 11.370 kg N-dierlijk. Het verschil  is dan  2.190 kg N-dierlijk. Het gemiddelde stikstofgehalte in de afgevoerde mest ligt op 4 kg N/ton. In totaliteit is hierdoor ongeveer 550 m3 rundveemest buiten het bedrijf extra afgezet. Dit betekent dat hij gemiddeld 14m3 /ha mest minder beschikbaar heeft voor zijn eigen grond. Afgelopen jaar kon deze mest exclusief het uitrijden ervan voor € 8,50 per m3 bij een buurman geplaatst worden. Dit leidde tot extra kosten voor mestafzet van € 4700,-.

Zowel binnen als buiten derogatie is plaatsingsruimte stikstof dierlijke mest de meest beperkende factor. De extra afzet van 550 m3 binnen het bedrijf levert een extra fosfaatsaldo van ca 850 kg fosfaat. Deze ruimte heeft Pijneborg benut door 775 ton compost aan te voeren. Dat komt overeen met  630 kg fosfaat, inclusief vrijstelling.

Het verlies aan effectieve organische stof met de rundveemest is ongeveer 30 ton. Dit compenseert hij ruimschoots door de aanvoer van 140 ton eos uit compost. De ondernemer heeft ervoor gekozen deze compost als bouwplan-/ reparatiebemesting aan te wenden op het aardappelperceel met een omvang van 8,91 hectare en op perceel van 4 hectare met lelies. Het doel hiervan is het organische stofgehalte van minder dan 3 procent omhoog te krijgen. De kosten die hiermee gemoeid waren, bedroegen  € 3.000,-. Wat de waarde is van deze extra organische stof zal  de komende jaren moeten blijken uit behoud van de bodemvruchtbaarheid.

Voedervoorziening

Voor de eigen voervoorziening heeft hij ongeveer 56 hectare (140 gve / 2,5 gve /ha) nodig. Binnen derogatie komt dit overeen met 45 hectare grasland en 11 ha maïs. Nu zonder derogatie verbouwt hij 15 hectare minder gras. Bij een meerjarige maïsopbrengst van gemiddeld 18 ton ds en 12 ton ds gras vervangen 10 hectare mais de 15 hectare gras.  Dan blijft er 5 hectare extra over voor verpacht en/of deelteelt voor hoogwaardigere saldogewassen dan gras en mais.

Eerste ervaring 2018 zonder derogatie

Op het bedrijf Pijnenborg - Van Kempen zijn dit jaar volgende ervaringen opgedaan:

  • Uit de derogatie gaan gaat ten koste van extra mestplaatsingsruimte, wat uiteindelijk extra mestafzetkosten met zich meebrengt.
  • Het verlies aan mineralen kan het bedrijf compenseren door extra ruimte voor organische stof te creëren en aan te voeren, wat moet leiden tot behoud en verbetering van de bodemvruchtbaarheid.   
  • Een eenvoudigere en transparante boekhouding doordat al je grond in eigen beheer blijft.
  • Invulling geven aan gewasdifferentiatie en vergroening vormt geen belemmering.
  • Het bedrijf heeft gemiddeld 56 hectare nodig om te voldoen aan de eigen ruwvoerbehoeften. Meer eigen ruwvoer en/of krachtvoervervangers gaan telen is momenteel niet interessant. De deelteelten aardappelen en lelies leveren momenteel een beter saldo op dan zelf het risico te nemen door meer gras en krachtvoervervangers te telen.
  • Zonder derogatie wordt droge stofopbrengst per hectare wel hoger door meer mais te telen, waardoor er minder hectares nodig zijn. De extra opbrengsten uit de deelteelt en verpacht compenseren de extra kosten aan mestafzet.

Zoals het bouwplan voor 2019 er nu uit ziet, blijft het bedrijf ook het komende jaar buiten de derogatie.