Nieuws

Benut het eiwit van eigen land

Gepubliceerd op
9 november 2017

Beter benutten van eiwit van eigen land spaart import van eiwit uit en zorgt voor een meer gesloten kringloop op het melkveebedrijf. In het project Eiwit van Eigen Land streeft een groep melkveehouders er naar zoveel mogelijk eiwit van eigen land te benutten.

Melkkoeien hebben ongeveer 150-160 gram ruw eiwit per kg droge stof nodig. In veel melkveerantsoenen moet eiwit aangevuld worden en dat is duur. In een ander deel van de rantsoenen zit eigenlijk te veel eiwit, maar vindt toch ook nog aanvoer plaats door een slechte verdeling van dit eiwit. Kan dit niet anders? Kunnen we meer eiwit van eigen land halen, en kunnen we dit dan ook beter benutten?

Deelnemers Eiwit van Eigen Land op zoek naar kansen

Door op de juiste manier aan de goede knoppen te draaien is er veel winst te behalen zowel op economisch als op milieutechnisch vlak. Een hoger aandeel eiwit van eigen land behaal je door veel eiwit te winnen en dit ook te benutten. Zo bespaar je op eiwitaankoop en maak je kringlopen sluitend. In het project Eiwit van Eigen Land gingen de deelnemers de laatste bijeenkomst op zoek naar spreiding in de cijfers van collega’s en zochten ze naar de knoppen waaraan je kunt draaien.

Intensiteit en grondsoort

Klik op de grafiek om de figuur goed te lezen. Figuur 1: Gemiddeld percentage eiwit van eigen land naar grondsoort en intensiteit
Klik op de grafiek om de figuur goed te lezen. Figuur 1: Gemiddeld percentage eiwit van eigen land naar grondsoort en intensiteit

Als eerste speelt de intensiteit een belangrijke rol in het aandeel eiwit dat van eigen land geoogst wordt ten opzichte van het aandeel eiwit dat aangekocht wordt. Hoe extensiever een bedrijf, hoe meer het in staat is om in zijn eigen eiwitbehoefte te voorzien. Daarnaast heeft de grondsoort op het bedrijf invloed op het % eiwit van eigen land. Zo halen bedrijven op kleigrond gemiddeld meer eiwit van eigen land dan bedrijven op zandgrond en bedrijven op veengrond halen gemiddeld een nog groter aandeel eiwit van hun eigen land. Dit heeft alles te maken met het stikstof leverend vermogen en de vochtvoorziening die op klei en veengrond hoger liggen dan op zandgrond. Hierdoor kan er meer eiwit gevormd worden en kan er zo dus ook meer eiwit van eigen land geoogst worden. Het effect van intensiteit en grondsoort is duidelijk te zien in figuur 1.

Grote verschillen

Klik op de grafiek om de figuur goed te lezen. Figuur 2: Percentage eiwit van eigen land per grondsoort (930 bedrijven op basis van de KLW 2016, Bron: Royal Bel Leerdammer)
Klik op de grafiek om de figuur goed te lezen. Figuur 2: Percentage eiwit van eigen land per grondsoort (930 bedrijven op basis van de KLW 2016, Bron: Royal Bel Leerdammer)

De grondsoort en intensiteit bepalen dus voor een gedeelte het aandeel eiwit dat van eigen land geoogst kan worden. De grondsoort is per bedrijf een gegeven en ook de intensiteit van een bedrijf ligt vaak voor een groot gedeelte vast. Maar hoe kun je dan zorgen voor een hogere productie of een hogere benutting van eiwit van je eigen bedrijf. In figuur 2 zijn de individuele bedrijven weergegeven en onderverdeeld naar grondsoort. De spreiding in deze grafiek is duidelijk te zien. Het ene bedrijf met dezelfde intensiteit en grondsoort heeft soms wel een twee maal zo groot aandeel eiwit van eigen bedrijf dan een ander bedrijf. Dat betekent dat er naast intensiteit en grondsoort nog vele andere mogelijkheden zijn om te sturen op het aandeel eiwit van eigen land.

Draaien aan de knoppen

Er zijn dus mogelijkheden om een hoger aandeel eiwit van eigen land te verkrijgen. Maar hoe doe je dat dan? Met andere woorden aan welke knoppen kun je draaien om zoveel mogelijk eiwit van eigen land te winnen en ook te benutten. 
Een analyse aan de hand van de KringloopWijzers van Royal Bel Leerdammer heeft in beeld gebracht op welke eigenschappen bedrijven met een hoog aandeel eiwit van eigen land zich onderscheiden ten opzichte van bedrijven met een laag aandeel eiwit van eigen land binnen dezelfde intensiteit.
 
Hieronder volgen een aantal van deze kenmerken waarop bedrijven met een hoog aandeel zich onderscheiden:

  • Hoger aandeel vers gras in het rantsoen (meer weiden/grazen);
  • Hoge grasopbrengsten (met voldoende eiwit)
  • Meer grasland in het bouwplan;
  • Hoge stikstofbenutting (lage ruw eiwit/VEM verhouding in het rantsoen);
  • Lager krachtvoer verbruik;
  • Lage eiwit gehaltes in krachtvoer en bijproducten die aangekocht worden.

In het vervolg van dit project van ZuivelNL en Royal Bel Leerdammer zal er een bedrijfsspecifiek verbetertraject uitgezet worden, wat vervolgens wordt vertaald naar algemene aanbevelingen per grondsoort en per intensiteitsklasse.