Nieuws

BES draagt bij aan organische stof in de bodem

Gepubliceerd op
23 december 2021

In 2015 is op een paar Koeien & Kansen-bedrijven een onderzoek gestart naar de verkenning van bedrijfsspecifiek bemesten via de BES systematiek. In de eerste jaren is de werkwijze ontwikkeld voor het bepalen van de bemestingsruimte voor stikstof, zowel voor dierlijke mest als kunstmest. Hierbij stond behoud van milieukwaliteit, bodemvruchtbaarheid en opbrengst centraal. Vanaf 2020 nemen alle Koeien & Kansen-deelnemers deel aan de BES-pilot.

Deelname aan BES maakt het op veel bedrijven mogelijk om meer N en P met dierlijke mest te plaatsen dan de geldende generieke (derogatie)norm, waarbij dan N uit kunstmest wordt ingeleverd. Vanaf 2020 zijn alle bedrijven in Koeien & Kansen deelnemer in de BES-pilot. Figuur 1 laat voor de Koeien & Kansen bedrijven in 2020 de afwijking van gerealiseerde N bemesting van dierlijke mest en kunstmest zien, vergeleken met de bemesting bij de generieke gebruiksnorm. We zien dat de meeste bedrijven meer dierlijke mest hebben aangevoerd en minder kunstmest dan de generieke norm. Gemiddeld voor de Koeien & Kansen-bedrijven is de aanvoer van N-totaal in 2020 volgens de BES norm lager dan volgens de generieke normen (zie Figuur 2)

Figuur 1	  Afwijking van het gerealiseerde gebruik van dierlijke mest en kunstmest (kg N/ha) bij de BES-werkwijze vergeleken met het gebruik van dierlijke mest en kunstmest bij de generieke normen op de K&K-bedrijven in 2020.
Figuur 1 Afwijking van het gerealiseerde gebruik van dierlijke mest en kunstmest (kg N/ha) bij de BES-werkwijze vergeleken met het gebruik van dierlijke mest en kunstmest bij de generieke normen op de K&K-bedrijven in 2020.

Veel variatie in aanvoer

De variatie in de verandering van aanvoer van dierlijke mest en kunstmest tussen de bedrijven is groot.  We zien dat enkele bedrijven meer dan 50 kg N uit dierlijke mest aanvoeren bovenop hun generieke norm, maar er zijn ook bedrijven die volgens de BES-werkwijze juist minder mest mogen plaatsen dan de generieke norm. Bij kunstmest zien we in 2020 dat de meeste Koeien & Kansen bedrijven minder aanvoeren dan de generieke norm. Op enkele bedrijven is het verschil zelfs meer dan 100 kg N/ha. Net als 2018 en 2019 was 2020 ook voor een aantal veehouders een droog jaar. Deze veehouders hielden rekening met deze minder gunstige groeiomstandigheden en pasten hun gift naar beneden aan.  

Meer dierlijke mest zorgt voor meer organische stof

De achtergrond van de extra dierlijke mest was om de fosfaatnorm op te vullen. Met de extra dierlijke mest wordt naast N en P ook meer effectieve organische stof worden aangevoerd (EOS, Figuur 2). De aanvoer van EOS is met de BES-werkwijze hoger dan bij de generieke gebruiksnormen. Dit is een gevolg van het plaatsten van meer dierlijke mest. De variatie tussen de bedrijven zien we ook terug bij de aanvoer van EOS. Op enkele bedrijven is aanvoer van EOS 20% hoger dan bij de werkwijze met generieke gebruiksnormen. Daarnaast is de aanvoer van EOS op enkele bedrijven 5% lager dan volgens de generieke norm.

Figuur 2	  Procentuele afwijking van de gerealiseerde bemesting van N-totaal (dierlijk + kunstmest) en gerealiseerde aanvoer van EOS naar de bodem bij de BES-werkwijze vergeleken met de bemesting van N-totaal en aanvoer van EOS naar de bodem bij de generieke normen op de K&K-bedrijven in 2020.
Figuur 2 Procentuele afwijking van de gerealiseerde bemesting van N-totaal (dierlijk + kunstmest) en gerealiseerde aanvoer van EOS naar de bodem bij de BES-werkwijze vergeleken met de bemesting van N-totaal en aanvoer van EOS naar de bodem bij de generieke normen op de K&K-bedrijven in 2020.