Persbericht

Keuze winterse groenbemester stuurt opbrengst zomergewas

Gepubliceerd op
2 juni 2017

Groenbemesters, zoals klaversoorten, leveren een positieve bijdrage aan de bodemvruchtbaarheid. Met een juiste soortkeuze voor mengsels van wintergroenbemesters kan die waarde nog verder oplopen. Onderzoekers van Wageningen University & Research tonen in hun publicatie in Journal of Applied Ecology van 2 juni aan dat zo de productiviteit van het volgende hoofdgewas is te sturen. Biomassa en stikstofgehalte zijn daarbij de sleutelwoorden.

Met hun publicatie onderschrijven de onderzoekers de adviezen van FAO en Nederlandse overheid om wintergroenbemesters op te nemen in gewasrotaties en bieden bovendien perspectieven voor het ontwikkelen van goede groenbemestermengsels. Hun wetenschappelijke conclusie: kies voor productieve mengsels met een hoog stikstofgehalte, en vermijd de opeenvolging van verwante gewassen.

Verschillen in nalatenschap van diverse mengsels van groenbemesters in hun effect op de groei van haver.
Verschillen in nalatenschap van diverse mengsels van groenbemesters in hun effect op de groei van haver.

De erfenis van planten op akkers of in de natuur bestaat enerzijds uit de voedingsstoffen die vrijkomen uit afbrekende plantenresten, en anderzijds uit de aanwezigheid van bodemorganismen die tijdens het leven van de vorige plant opgebouwd zijn. Beide feedbackmechanismen kunnen de groei van een volgende generatie planten beïnvloeden en worden gestuurd door de eigenschappen van de plant die de erfenis achterlaat. Om te achterhalen welke van deze twee mechanismen het belangrijkste is voor de productiviteit van het opvolgende gewas, en welke planteneigenschappen de feedbackmechanismen sturen zette de Wageningse promovendus Janna Barel met collega’s onder leiding van Gerlinde De Deyn een tweejarig veldexperiment op.

Vermijd verwante gewassen

Het experiment testte twee principes: diversiteit in tijd en ruimte. Effecten van diversiteit in de tijd werd onderzocht door twee hoofdgewassen (haver en andijvie) af te wisselen met zes behandelingen van wintergroenbemesters. De onderzoekers testten welke soortcombinatie van zomer-winter-zomergewassen de productiviteit van het laatste gewas het meeste stimuleert. Het credo om opvolging van nauw verwante gewassen te vermijden blijkt een goed advies. De haverproductiviteit werd gehinderd door een voorgeschiedenis van Engels raaigras en voorgaande haver. Voor zowel haver als andijvie verdient het verbouwen van wintergroenbemesters de voorkeur boven winterse braakligging. Daarbij zijn biomassa en stikstofgehaltes van de wintergroenbemesters belangrijke selectiecriteria.

Diversiteit onderdrukt ziekten

De diversiteit in ruimte werd getest door de erfenis van mengsels van groenbemesters te vergelijken met de erfenis van hun monoculturen. Uit onderzoek in natuurlijke graslanden blijkt dat met het toenemen van plantendiversiteit meestal ook de productiviteit toeneemt. Daarnaast helpt diversiteit ziekte en schade door plaagorganismen te onderdrukken. Immers, de juiste plantensoort voor specialistische schadelijke organismen is moeilijker te vinden in een mengsel dan in een monocultuur. Bovendien verschillen plantensoorten in de strategie waarin ze voedingsstoffen opnemen, waardoor in mengsels er efficiënter gebruikgemaakt wordt van de aanwezige bodemvoorraden. Deze natuurlijke voordelen kunnen een duurzame verbetering zijn voor de landbouw. De mate waarin deze voordelen voorkomen kunnen echter sterk verschillen tussen plantensoortenmengsels.

Bladrammenas en wikke

Binnen het tijdsbestek van de proef bleek het mengsel bladrammenas-wikke productiever dan de monoculturen, in tegenstelling tot het mengsel van Engels raaigras en witte klaver. En waar het stikstofgehalte van bladrammenas-wikke mengsel onveranderd bleef, was het stikstofgehalte voor gras-klaver lager dan verwacht. Deze diversiteitseffecten werkten door in de productiviteit van haver: voorgeschiedenis van gras-klaver gaf een lagere productiviteit dan verwacht, voorgeschiedenis van bladrammenas-wikke stimuleerde de productiviteit. Opmerkelijk is dat het aantal plantenetende aaltjes in het bladrammenas-wikke mengel niet meesteeg met de biomassa van het mengsel. Dit maakt het mengsel interessant om populaties van aaltjes onder controle te houden. 

Overigens verschilden de hoofdgewassen in hun reactie op de voorgeschiedenis. Zo had bladrammenas, ondanks de hoge biomassa een remmende werking op haverproductiviteit, maar niet op andijvie. In het mengsel van bladrammenas met voederwikke trad dit effect niet op, en bleek de meest succesvolle voorgeschiedenis voor beide hoofdgewassen.

Het onderzoek werd ondersteund via NWO-ALW Vidi-subsidie.